ECLI:NL:TADRSGR:2019:248 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-656/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2019:248
Datum uitspraak: 27-11-2019
Datum publicatie: 23-12-2019
Zaaknummer(s): 19-656/DH/RO
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster – samenvattend - de belangen van haar cliënt behartigd, zoals ook haar taak was, zonder dat daardoor de belangen van klager nodeloos en op ontoelaatbare wijze zijn geschaad. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag van 27 november 2019 in de zaak 19-656/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 13 september 2019 met kenmerk R 2019/62, door de raad ontvangen op 16 september 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager is op 3 augustus 2014 aangereden door een auto. Door deze aanrijding heeft hij letselschade opgelopen. Klager heeft de verzekeraar van de persoon die hem aanreed aangesproken tot vergoeding van zijn schade.

1.2    Op 24 juli 2015 heeft de verzekeraar de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend en aan klager een voorschot van EURO 2.500 toegekend. In april 2016 is aan klager een aanvullend voorschot van EURO 2.500 betaald.

1.3    Bij verzoekschrift van 26 april 2017 heeft klager de rechtbank Rotterdam – onder meer – verzocht vast te stellen dat er een causaal verband is tussen zijn klachten en het hem overkomen ongeval en dat de verzekeraar daarom gehouden is zijn schade te vergoeden. Klager heeft tevens verzocht om een aanvullend voorschot van EURO 10.000 toe te wijzen.

1.4    Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het hiervoor bedoelde verzoek op 27 september 2017 hebben partijen overeenstemming bereikt over de door hen in te schakelen arbeidsdeskundige en de aan deze te stellen vragen.

1.5    Bij beschikking van 26 oktober 2017 heeft de kantonrechter geoordeeld dat er nog te veel onduidelijkheden zijn waardoor er nog niet kan worden vastgesteld of er een causaal verband is tussen de klachten van klager en het ongeval. Ook de overige verzoeken van klager zijn afgewezen. Wel is de verzekeraar veroordeeld tot betaling aan klager van een voorschot op de buitengerechtelijke kosten van EURO 10.000 en tot betaling van de kosten als bedoeld in artikel 1019aa Rv, welke door de kantonrechter zijn begroot op EURO 5.474,54.

1.6    Op 3 januari 2018 is een arbeidsdeskundige rapportage over klager uitgebracht. Daarin komt onder meer de volgende passage voor:

“Gezien de inhoud van de aangeleverde medische informatie is een volledige opgave van de actuele belastbaarheid van betrokkene essentieel, waarin ik ook aandacht vraag voor het feit dat betrokkene zowel voor als na het ongeval bekend lijkt te zijn met epilepsie. Bij de beschrijving van de belastbaarheid is aandacht daarvoor essentieel omdat dit mogelijk consequenties heeft voor de werkomgeving. Ik zou mij zo kunnen voorstellen dat het werken met machines zoals betrokkene dat doet alsmede het werken op hoogtes nader beoordeeld moeten worden.”

1.7    Klager wordt in deze letselschadekwestie bijgestaan door mr. D. De verzekeraar wordt sinds begin juni 2017 bijgestaan door verweerster.

1.8    Bij brief van 12 maart 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij de zaak heeft vertraagd door een oude complicatie (epilepsie) aan te halen die niet meer aan de orde was en vaak laat te reageren, waardoor klager onder andere behandelingen stelt te zijn misgelopen.

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de voorzitter hierna waar nodig zal ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    Vooropgesteld wordt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de hem door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan.

4.2    Naar het oordeel van de voorzitter blijkt noch uit de stukken, noch anderszins dat verweerster de hiervoor bedoelde haar toekomende ruime mate van vrijheid te buiten is gegaan dan wel zich in enig ander opzicht niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. De gezamenlijk door partijen ingeschakelde arbeidsdeskundige heeft uit de hem verstrekte informatie afgeleid dat klager zowel voor als na het ongeval bekend was met epilepsie en aangegeven dat dit een contra-indicatie zou kunnen zijn voor het verrichten van zijn werkzaamheden. Dat verweerster deze uitlating van de arbeidsdeskundige heeft aangehaald, is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Zij deed dat immers in het kader van de behartiging van de belangen van haar cliënte.

4.3    De communicatie tussen verweerster en de advocaat van klager is weliswaar niet altijd soepel verlopen, maar verweerster heeft uit naam van haar cliënte wel altijd antwoord gegeven op de door de advocaat van klager aan haar gestelde vragen. Uit de zich in het dossier bevindende stukken blijkt ook niet dat de belangen van klager zijn geschaad door de tijd die soms verstreek voordat verweerster antwoord gaf. De onderhandelingen over een minnelijke regeling liepen al snel vast maar uit de stukken blijkt niet dat dat, voor zover dit overigens al tot een tuchtrechtelijk verwijt zou kunnen leiden, aan het handelen van verweerster te wijten is.

4.4    Dat klager behandelingen is misgelopen heeft blijkens de zich in het dossier bevindende stukken meerdere oorzaken die niet uitsluitend aan verweerster te wijten zijn. Zo wilde klager ook gecompenseerd worden voor het verlies van zijn inkomsten op de dagen dat de behandelingen plaatsvonden, terwijl de verzekeraar aangaf daartoe niet bereid te zijn. Ook heeft hij niet voldaan aan het herhaalde verzoek van verweerster om haar de medische gegevens inzake de epilepsie te verstrekken.

4.5    Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster – samenvattend - de belangen van haar cliënt behartigd, zoals ook haar taak was, zonder dat daardoor de belangen van klager nodeloos en op ontoelaatbare wijze zijn geschaad.

4.6    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M.C. van der Sanden als griffier op 27 november 2019.