ECLI:NL:TADRSGR:2018:53 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-950/DH/A

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2018:53
Datum uitspraak: 22-02-2018
Datum publicatie: 22-03-2018
Zaaknummer(s): 17-950/DH/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: voorzittersbeslissing; klacht over optreden advocaat wederpartij kennelijk ongegrond

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 22 februari 2018

in de zaak 17-950/DH/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 1 november 2017 met kenmerk 4017-00123, door de raad van discipline Amsterdam ontvangen op 3 november 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken. De voorzitter heeft verder kennis genomen van de beslissing van het hof van discipline van 9 november 2017, waarbij de klachtzaak voor behandeling is verwezen naar de raad van discipline Den Haag, van de e-mail en de brief van 2 januari 2018 van klager en van de brief van verweerster van 11 januari 2018. 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Verweerster treedt op als advocaat van de Ontvanger van de Belastingdienst (de Ontvanger) in een geschil tegen klager.

1.2    Bij verzoekschriften van 11 en 16 februari 2016 heeft verweerster de voorzieningenrechter succesvol verlof gevraagd voor het leggen van conservatoir beslag ten laste van klager.

1.3    Op 18 februari 2016 is conservatoir beslag gelegd op bankrekeningen en onroerende zaken van klager.

1.4    Na de beslaglegging heeft de Ontvanger aan klager navorderingsaanslagen opgelegd verhoogd met vergrijpboetes. Klager heeft van de daartegen openstaande bestuursrechtelijke rechtsgang (gedeeltelijk) succesvol gebruik gemaakt.

1.5    Klager heeft op 25 maart 2016 een klacht tegen verweerster ingediend. Verweerster heeft daarop gereageerd bij brief van 7 april 2016. Deze klacht is niet voorgelegd aan de raad. De klachtbrief van 25 maart 2016 en de correspondentie die daarop volgde vormt onderdeel van het onderhavige klachtdossier.

1.6    Bij brief van 17 februari 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

a)    Verweerster is bij de uitvoering van de opdracht tot het leggen van conservatoir beslag ten laste van klager te lichtvaardig te werk gegaan.

b)    Verweerster heeft zich bediend van feitelijke onjuistheden.

c)    Verweerster heeft de rechtbank misleid en is te lichtvaardig afgegaan op gegevens die haar door haar cliënt zijn verstrekt.

2.2    In de kern komt hetgeen klager aan zijn klacht ten grondslag legt erop neer dat de stellingen die aan de beslaglegging ten grondslag zijn gelegd ongefundeerd zijn en dat na de beslaglegging op verschillende momenten en uit verschillende documenten is gebleken van de onjuistheid van die stellingen.

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Op het verweer zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. In ogenschouw moet worden genomen dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

4.2    Bij de beoordeling van de klacht geldt verder dat de vraag of terecht is besloten tot het opleggen van navorderingsaanslagen met vergrijpboetes en of terecht is verzocht om verlof voor het leggen van conservatoir beslag gelet op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen niet ter beoordeling van de tuchtrechter is. Ook het antwoord op de vraag of de voorzieningenrechter terecht verlof heeft verleend tot het leggen van conservatoir beslag is gelet op diezelfde grond niet ter beoordeling van de tuchtrechter. Hetgeen over een en ander over en weer is gesteld zal daarom niet nader worden besproken.

4.3    Verweerster is bij haar optreden namens de Ontvanger afgegaan op de informatie die de Ontvanger haar  heeft verschaft. Als onweersproken staat vast dat verweerster daarnaast op eigen initiatief aanvullend onderzoek heeft gedaan in de registers van de Kamer van Koophandel en het Kadaster en via internet en de krant.

4.4    De voorzitter ziet in het door klager gestelde geen grond om aan te nemen dat verweerster had moeten twijfelen aan de door de Ontvanger verstrekte informatie en daarnaar zelf meer onderzoek had moeten verrichten dan zij heeft gedaan. Anders dan klager voorstaat betekent de omstandigheid dat hij succesvol rechtsmiddelen heeft ingesteld tegen de oplegging van naheffingsaanslagen evenmin dat verweerster door gebruikmaking van achteraf bezien (gedeeltelijk) onjuiste stellingen tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. 

4.5    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht met toepassing van artikel 46 j van de Advocatenwet dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. A. Tijs als griffier op 22 februari 2018.

Griffier     Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 22 februari 2018 verzonden.