ECLI:NL:TADRSGR:2018:28 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-533/DH/A-a

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2018:28
Datum uitspraak: 12-02-2018
Datum publicatie: 22-02-2018
Zaaknummer(s): 17-533/DH/A-a
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 12 februari 2018

in de zaak 17-533/DH/A-a

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 16 augustus 2017 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 8 mei 2017 met bijlagen heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerder. De deken heeft de klacht onderzocht en het klachtdossier vervolgens op verzoek van klager doorgezonden naar de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam.

1.2 Bij brief van 23 juni 2017 heeft de griffier van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam het Hof van Discipline verzocht om de klacht ter behandeling te verwijzen naar een andere raad, aangezien verweerder lid is van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam.

1.3 Bij beslissing van 3 juli 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline de klacht ter behandeling verwezen naar de Raad van Discipline in het ressort Den Haag.

1.4 Bij brief aan de raad van 21 juni 2017 met kenmerk 4017-0312, door de raad ontvangen op 13 juli 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.5 Bij beslissing van 16 augustus 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht niet-ontvankelijk verklaard ingevolge artikel 46g lid 1, aanhef en onder a Advocatenwet, welke beslissing op 16 augustus 2017 is verzonden aan klager.

1.6 Bij brief van 17 augustus 2017, door de raad ontvangen op 21 augustus 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.7 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 11 december 2017. Klager is, zonder voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

1.8 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 17 augustus 2017.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Verweerder heeft klager van 18 januari 2002 tot en met 10 februari 2003 bijgestaan in een strafzaak.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij er bewust en opzettelijk in is tekortgeschoten de onschuld van klager aan te tonen;

b) hij “plaats heeft genomen naast de voorgeleidende rechter, waardoor klager zonder raadsman kwam te staan”.

3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich niet met de beslissing van de voorzitter kan verenigen. Volgens klager is sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Hij beroept zich op de uitzondering als bedoeld in artikel 46g, tweede lid, van de Advocatenwet.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd.

5 BEOORDELING

5.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf heeft toegepast en alle relevante omstandigheden van het geval bij haar oordeel heeft betrokken. Klager heeft in het verzet geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De voorzitter heeft de klacht terecht en op juiste gronden niet-ontvankelijk verklaard. Het verzet moet daarom ongegrond worden verklaard.

5.2 Ten overvloede overweegt de raad dat ook hetgeen in verzet is aangevoerd geen enkel aanknopingspunt biedt voor de juistheid van de stelling dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Ten aanzien van klachtonderdeel b) wordt opgemerkt dat dit klachtonderdeel impliceert dat klager erbij aanwezig was toen verweerder “plaats nam naast de voorgeleidende rechter, waardoor klager zonder raadsman kwam te staan”. Dit betekent dat de driejaarstermijn voor het indienen van een klacht op dat moment een aanvang heeft genomen. Klager kan zich reeds om die reden niet met succes beroepen op de uitzondering als bedoeld in artikel 46g, tweede lid, van de Advocatenwet.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. M.F. Laning, J.H.M. Nijhuis, P. Rijpstra en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. N.M. van Trijp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2018.

Deze beslissing is in afschrift op 12 februari 2018 verzonden.