ECLI:NL:TADRSGR:2018:24 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-499/DH/RO-a + b

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2018:24
Datum uitspraak: 29-01-2018
Datum publicatie: 31-01-2018
Zaaknummer(s): 17-499/DH/RO-a + b
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Tussenbeslissing. De raad heropent het onderzoek en draagt de deken op om nader onderzoek te verrichten.

Tussenbeslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 29 januari 2018

in de zaken 17-499/DH/RO-a en 17-499/DH/RO-b

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder sub 1

en

verweerder sub 2

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 8 februari 2017 heeft de gemachtigde van klaagster namens klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna ook: de deken) een klacht ingediend over verweerders.

1.2 Bij brief aan de raad van 29 juni 2017 met kenmerk R 2017/52 edl/dh, door de raad ontvangen op 30 juni 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 27 november 2017. Namens klaagster is (…) verschenen, bijgestaan door [gemachtigden]. Verweerders zijn eveneens verschenen, bijgestaan door [gemachtigde]. 

1.4 De raad heeft kennis genomen van:

- de bij 1.2 genoemde brief (met bijlagen) van de deken; 

- de brief van 9 november 2017 (met bijlagen) van de gemachtigde van verweerders;

- de brief van 10 november 2017 (met producties 6 tot en met 13) van de gemachtigde van klaagster.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Klaagster is organisator van een jaarlijkse verkiezing waarbij prijzen worden uitgereikt. Als onderdeel van de verkiezing wordt met de deelnemers een overeenkomst gesloten, waarbij de deelnemers een vergoeding betalen van EUR 12.750,- waartegenover klaagster een media-exposure-pakket levert.

2.2 In haar uitzending van donderdag 12 januari 2017 besteedde het televisieprogramma [programma] aandacht aan de door klaagster georganiseerde verkiezing. In de uitzending werd - kort gezegd - de suggestie gewekt dat de prijzen door deelnemers ‘gekocht’ kunnen worden.

2.3 Op 13 januari 2017 is op de website van het kantoor van verweerders  aangekondigd dat er een vordering tegen klaagster zal worden ingesteld en werden potentiële cliënten uitgenodigd zich te melden. Op 14 januari 2017 hebben verweerders vanaf hun kantooradressen e-mailberichten gestuurd aan (voormalige) deelnemers aan de verkiezing met als onderwerp: ‘Collectieve claim tegen [klaagster]’. De inhoud van deze e-mailberichten is als volgt:

“Geachte heer, mevrouw,

Donderdagavond besteedde het televisieprogramma [programma] aandacht aan de opzet van de [verkiezing]. [Programma] toonde aan dat de organisatie van de [verkiezing] stelselmatig (honderden) branches creëert en inhoudsloze aanprijzingen doet.

Dat is al kwalijk, maar sinds donderdagavond komt er voor de deelnemers nota bene een negatief PR-effect bovenop. Aan ‘branchewinnaars’ kleeft nu dus de suggestie dat zij hun prijs gekocht hebben en (dus) niet op eigen kracht in staat zouden zijn zoiets te bereiken. Filmpjes en drukwerk in verband met de [verkiezing] zijn als gevolg van de ontmaskering niet meer bruikbaar. Het is niet langer een pre om genoemd te worden in de reclame-uitingen van de [verkiezing]. Inmiddels heeft ook [televisiezender] laten weten met onmiddellijke ingang de samenwerking te beëindigen. Er bestaat kortom alle aanleiding voor de [verkiezing] om u uw inleg terug te betalen. De organisatie gaat daar waarschijnlijk niet vrijwillig toe over.

Voor individuele branchewinnaars is het zeer de vraag of het de moeite waard is tijd en energie te steken in het terughalen van hun betaling. Dat kost al snel meer dan het oplevert. Dat is anders wanneer een collectieve claim wordt ingediend.

[Advocatenkantoor waar verweerders werkzaam zijn] bereidt ten behoeve van de gedupeerden een collectieve claim voor tegen de organisatie van de [verkiezing]. Wanneer branchewinnaars gezamenlijk optrekken is de kans op succes groter en zijn de kosten alleszins overzichtelijk.

Wanneer u belangstelling hebt voor het terugvorderen van uw betaling, verneem ik graag uiterlijk woensdag 18 januari via een antwoord op dit bericht de contactgegevens van degene binnen uw organisatie die zich hiermee bezighoudt. U kunt uw belangstelling ook kenbaar maken via [website].

Met vriendelijke groet,

[Verweerder sub 1] / [verweerder sub 2].”

2.4 Op 21 januari 2017 hebben verweerders namens een aantal cliënten een aansprakelijkstelling verzonden aan klaagster en de aan haar gelieerde vennootschap.

2.5 Op 8 februari 2017 heeft de gemachtigde van klaagster namens klaagster de onderhavige klacht over verweerders ingediend bij de deken.

2.6 Bij brief van 10 februari 2017 heeft de gemachtigde van klaagster namens klaagster verweerder sub 1, alsmede het kantoor waar hij werkzaam is, aansprakelijk gesteld.  

2.7 Op 23 maart 2017 hebben verweerders, namens 191 (voormalige) deelnemers, klaagster en de aan haar gelieerde vennootschap doen dagvaarden.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) zij, door het verspreiden van ongefundeerde en onjuiste informatie in hun e-mailberichten van 14 januari 2017, hebben getracht nieuwe cliënten te ronselen, terwijl met het handelen geen (bestaand) cliëntenbelang was gediend; 

b) zij waarschijnlijk werken op basis van een eenmalige eigen bijdrage van hun nieuw geworven cliënten en een succesafhankelijke vergoeding, hetgeen in strijd is met gedragsregel 25, leden 2 en 3.

3.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a heeft klaagster aangevoerd dat de op 14 januari 2017 verzonden e-mailberichten op vrijwel alle onderdelen onjuist en misleidend zijn. Klaagster wijst - niet limitatief - op de volgende elementen:

a) [Programma] heeft niet aangetoond dat klaagster branches creëert en inhoudsloze aanprijzingen doet; [programma] heeft in de uitzending laten zien dat een door haar op listige wijze gefingeerd bedrijf een overeenkomst met klaagster zou hebben kunnen sluiten;

b) Verweerders verwijzen naar een zelf verzonnen negatief PR-effect;

c) Verweerders gebruiken kwalificaties als kwalijk en ontmaskering terwijl daarvoor geen enkel bewijs is;

d) Verweerders concluderen zonder enige kennis van zaken en zonder enige (juridische) argumentatie: “Er bestaat kortom alle aanleiding voor [klaagster] om u uw inleg terug te betalen”;

e) Verweerders suggereren dat een collectieve claim zal worden ingediend tegen klaagster; aan de voorwaarden voor het indienen van een collectieve vordering is echter niet voldaan, onder andere omdat de belangen van de (voormalige) deelnemers niet parallel lopen en zij veelal op afwijkende voorwaarden met klaagster hebben gecontracteerd;

f) Verweerders laten na te vermelden dat een collectieve vordering niet kan strekken tot schadevergoeding te voldoen in geld, zodat alleen al om die reden de oproep ‘wanneer u belangstelling hebt voor het terugvorderen van uw betaling’ onjuist en misleidend is;

g) Verweerders laten na te vermelden dat tegenover een eventuele verplichting van klaagster tot terugbetaling van de betaalde vergoeding, een verplichting zal staan van de (voormalige) deelnemers tot vergoeding van de door klaagster onbetwist geleverde media exposure, die hoger is dan de betaalde vergoeding.

3.3 Met betrekking tot klachtonderdeel b is namens klaagster aangevoerd dat klaagster door de financiële afspraken wordt geconfronteerd met 191 eisers (met wie telkens wisselende afspraken zijn gemaakt), die bij de procedure niets te verliezen hebben, terwijl klaagster aanzienlijke kosten moet maken om zich tegen de vorderingen te verweren. Klaagster heeft derhalve een concreet belang bij (ook) het tweede klachtonderdeel, aldus de gemachtigde van klaagster.

4 VERWEER

4.1 Verweerders stellen zich op het standpunt dat de inhoud van de door hen op 14 januari 2017 verzonden e-mailberichten juist en gefundeerd is. 

4.2 Anders dan klaagster stelt, lag aan de bemoeienis van het kantoor van verweerders met deze zaak van begin af aan een concreet cliëntenbelang ten grondslag. Verweerder sub 1 is al vóór de uitzending van [programma] benaderd door een bestaande cliënte, die zich gedupeerd voelde door haar deelname aan de verkiezing. Bij inventarisatie van de zaak bleek onmiddellijk dat het aanhangig maken van een procedure voor deze ene cliënte, gelet op de kosten-/batenafweging, ondoenlijk was. Dit gaf het kantoor van verweerders aanleiding haar diensten aan te bieden aan een grotere groep bedrijven die ‘in de prijzen waren gevallen’, om zo de kosten te kunnen delen. Het kantoor heeft daarop een respons van zodanige omvang ontvangen dat al op 20 januari 2017 een stop is ingesteld. Doel was immers niet het werven van zo veel mogelijk cliënten, maar slechts het mogelijk maken van een kostenefficiënte behandeling van de zaak.

4.3 Verweerders zijn (vanzelfsprekend) niet uitsluitend afgegaan op informatie uit de uitzending van [programma]. Zij hebben eigen onderzoek gedaan. Dat onderzoek omvatte onder meer de ervaringen van de bestaande cliënte met klaagster. Het onderzoek omvatte voorts de werkwijze van klaagster, zoals die kan worden afgeleid van de website van klaagster. Daaruit blijkt bijvoorbeeld van het grote aantal overlappende branches. Ook de tot dan toe verschenen berichtgeving in de media vormde onderdeel van het onderzoek.

4.4 Voor wat betreft de insinuaties over de betalingsafspraken tussen het kantoor waar verweerders werkzaam zijn enerzijds en hun cliënten anderzijds, en de onmogelijkheid van een collectieve procedure, is klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht. Zij heeft daarbij geen belang. Voor zover klaagster wel ontvankelijk zou zijn, mist de klacht over betalingsafspraken feitelijke grondslag.

5 BEOORDELING

5.1 Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting acht de raad zich in deze fase nog onvoldoende voorgelicht. De raad beschikt over onvoldoende gegevens om tot een gedegen oordeel te komen en acht nader onderzoek nodig.

5.2 De raad wijst de deken in het arrondissement Rotterdam aan als onderzoeker. Hij wordt verzocht om het onderzoek te heropenen en te onderzoeken:

- of verweerders, zoals zij stellen, reeds vóór de uitzending van [programma] een cliënt(e) hadden die een procedure tegen klaagster wenste te entameren;

- of verweerders, zoals zij stellen, reeds vóór de uitzending van [programma] onderzoek hebben gedaan en, zo ja, wat dat onderzoek heeft opgeleverd;

- of verweerders de 191 cliënten actief hebben benaderd door middel van hun e-mailberichten van 14 januari 2017, dan wel of deze cliënten uit eigener beweging contact met verweerders hebben gezocht;

- welke financiële afspraken verweerders met de 191 cliënten hebben gemaakt;

- en verdere alle vragen te stellen die naar de mening van de deken relevant zijn in relatie tot de ingediende klacht.

5.3 De raad houdt zijn beslissing, in afwachting van de bevindingen van de deken, aan tot een nader te bepalen zitting.

BESLISSING

De raad van discipline:

- heropent het onderzoek;

- draagt de deken in het arrondissement Rotterdam op om onderzoek te verrichten zoals onder 5.2 is omschreven en daarvan schriftelijk verslag te doen;

- bepaalt dat de behandeling van de klacht zal worden voortgezet op een nader te bepalen zitting van de raad van discipline. Klaagster en verweerders ontvangen te zijner tijd een oproep voor die zitting;

- houdt iedere verdere beslissing aan.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, T. Hordijk, P.J.E.M. Nuiten en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door mr. N.M. van Trijp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 29 januari 2018.

Deze beslissing is in afschrift op 29 januari 2018 verzonden.