ECLI:NL:TADRSGR:2018:183 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-651/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2018:183
Datum uitspraak: 13-08-2018
Datum publicatie: 21-08-2018
Zaaknummer(s): 17-651/DH/DH
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet tegen de voorzittersbeslissing waarin klager wegens overschrijding van de klachttermijn niet-ontvankelijk is verklaard is ongegrond. 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag

van 13 augustus 2018

in de zaak 17-651/DH/DH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 14 december 2017 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 1 mei 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 21 augustus 2017 met kenmerk K112 2017 dk/sh heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 14 december 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht niet-ontvankelijk verklaard met toepassing van artikel 46 g lid 1 sub a van de Advocatenwet. De beslissing is op 14 december 2017 verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 8 januari 2018, door de raad ontvangen op 12 januari 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 4 juni 2018 in aanwezigheid van verweerder.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1    Op 7 mei 2012 heeft verweerder klager consultatiebijstand verleend.

2.2    Verweerder heeft klager bij e-mail van 20 september 2013 te 08.12 uur als volgt bericht:

“Beste [klager],

Ik moet onverwachts met spoed naar een andere zaak waarbij een psychiatrisch patiënt is opgenomen. Dergelijke zaken kunnen niet door een andere advocaat van mijn kantoor worden gedaan. Om die reden zal mijn kantoorgenote (…) u ter terechtzitting bijstaan. Veel sterkte.

Gr. [verweerder]”

2.3    Op 20 september 2013 om 09.00 uur is klager voor de politierechter verschenen. Een kantoorgenote van verweerder heeft klager op die zitting bijgestaan en de door verweerder geschreven pleitnota voorgedragen. Op 20 september 2013 heeft de politierechter klager veroordeeld wegens belaging en bedreiging. Klager is vrijgesproken van een mishandeling.

3    KLACHT EN VERZET

Klacht

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij tekort is geschoten in zijn dienstverlening. Volgens klager is verweerder gemaakte afspraken niet nagekomen. Zo is verweerder - ondanks toezeggingen - niet persoonlijk ter zitting verschenen, en was hij niet bereikbaar toen klager hem daarover belde. In plaats van zelf te verschijnen heeft verweerder een kantoorgenote gestuurd. Verder heeft verweerder bepaalde feiten niet overgebracht aan de rechtbank, als gevolg waarvan klager nu strafrechtelijk veroordeeld is. Tot slot verwijt klager verweerder dat hij verweerder een bedrag van EUR 1.000,- in contanten heeft gegeven, zonder dat hij daarvoor een kwitantie heeft gekregen. Bovendien zou verweerder hebben nagelaten een urenspecificatie op te stellen en heeft hij voor dat bedrag geen relevante werkzaamheden verricht.

3.2    Klager stelt psychisch niet eerder in staat te zijn geweest een klacht in te dienen. Hij was erg depressief en kon niet voor zichzelf opkomen. Hij heeft heel lang een erg moeilijke tijd gehad.

Verzet

3.3    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager door zijn psychische gesteldheid niet in staat was om de gevolgen van de gedragingen die hij verweerder verwijt te overzien. Klager stelt zijn klacht te hebben ingediend, zodra hij het besef had dat verweerder zijn belangen niet goed had behartigd in de procedure bij de rechtbank. Klager wijst erop dat de strafzaak op 15 april 2014 door het gerechtshof is behandeld en dat het gerechtshof op 29 april 2014 arrest heeft gewezen.

3.4    Klager wijst erop dat hij op 7 mei 2012 geen consultatiebijstand heeft gehad van verweerder. Klager heeft verweerder op die dag zelf gebeld omdat verweerder zijn afspraak met klager om naar het politiebureau te komen voor voorbespreking van de zaak niet nakwam. Klager heeft tijdens het telefoongesprek geen advies gekregen van verweerder en het gesprek kan daarom niet worden aangeduid als een consult.

3.5    Volgens klager had verweerder geen vervanger moeten sturen naar de zitting, maar had hij om aanhouding moeten vragen. Klager uit in verzet zijn bezwaren tegen de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder; verweerder heeft hem in mei 2012 onvoldoende (tijdig) uitgelegd welke procedure klager te wachten stond. Klager betwist de mededeling van verweerder dat hij hem heeft gewezen op de mogelijkheid van cassatie en klager wijst er daarbij op dat verweerder geen cassatieadvocaat is.

4    VERWEER

4.1    Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat klager in zijn klacht niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de klacht niet binnen enige redelijke termijn is ingediend. Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat de klacht ongegrond is omdat deze inhoudelijk onjuist is en op geen enkele wijze is onderbouwd. Verweerder is van mening dat hij klager correct en zorgvuldig heeft bijgestaan.

4.2    In verzet heeft verweerder zijn verweer gehandhaafd.

5    BEOORDELING

5.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden niet-ontvankelijk verklaard.

5.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. H.E. Meerman en J.H.M. Nijhuis, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 augustus 2018.