ECLI:NL:TADRSGR:2018:159 Raad van Discipline 's-Gravenhage 18-086/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2018:159
Datum uitspraak: 16-07-2018
Datum publicatie: 18-07-2018
Zaaknummer(s): 18-086/DH/RO
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door zich rechtstreeks tot klaagster te wenden door haar een kopie van zijn brief aan de deurwaarder te zenden. In de gegeven omstandigheden is de raad echter van oordeel dat de klacht van onvoldoende gewicht is. Daarvoor is in de eerste plaats van belang dat niet is gebleken van boos opzet aan de zijde van verweerder. Hij heeft zowel in de klachtprocedure bij de deken als ter zitting van de raad uitvoerig toegelicht waarom hij ervoor heeft gekozen om klaagster een cc van zijn e-mailbericht aan de deurwaarder te zenden. Daarnaast was er aan de zijde van klaagster sprake van een zekere zakelijkheid. Dat klaagster door het handelen van verweerder in haar belangen is geschaad, is niet gebleken. De raad wijst de klacht als zijnde van onvoldoende gewicht af.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 16 juli 2018

in de zaak 18-086/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 20 juni 2017 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 29 januari 2018 met kenmerk R 2018/04 cij/mb, door de raad ontvangen op 31 januari 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 juni 2018 in aanwezigheid van klaagster en verweerder.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van de bij 1.2 genoemde brief van de deken (inclusief bijlagen).

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    Eind 2015 heeft B.V. X een procedure aangespannen tegen de (…) vennootschap waarvan klaagster toen bestuurster en aandeelhoudster was, en die zich bezighield met de exploitatie van een camping (de vennootschap wordt hierna ook genoemd: de camping). Van de camping is inmiddels het faillissement aangevraagd.

2.2    Verweerder was en is de advocaat van B.V. X.

2.3    De rechtbank (…) heeft op enig moment vonnis gewezen in het geschil tussen de camping en B.V. X. De rechtbank heeft de camping veroordeeld tot betaling van een bedrag aan B.V. X.

2.4    Klaagster werd aanvankelijk bijgestaan door mr. J. Naar aanleiding van het vonnis van de rechtbank (…) heeft klaagster zich tot mr. Van S. gewend.

2.5    Verweerder heeft mr. Van S. bij e-mail van 19 september 2016 onder meer bericht dat (klaagster als bestuurder van) de camping binnen twee dagen moest voldoen aan de sommatie tot betaling en een concreet voorstel moest doen ter minnelijke regeling van de schadestaatprocedure, bij gebreke waarvan verweerder de deurwaarder zou inschakelen.

2.6    Bij e-mail van 20 september 2016 heeft mr. Van S. verweerder onder meer gevraagd of de kwestie tussen klaagster (als bestuurder van de camping) en B.V. X tegen finale kwijting kon worden afgedaan indien een bepaald bedrag zou worden betaald. 

2.7    Op enig moment heeft B.V. X zich tot een deurwaarder gewend.

2.8    Op 5 mei 2017 heeft klaagster de deurwaarder een brief gezonden, opgesteld in de Franse taal. Links bovenaan deze brief staan de adresgegevens van de camping. Klaagster heeft de brief namens de camping ondertekend. In deze brief schrijft klaagster – kort gezegd – dat, nu de camping de gevraagde geldsom niet kan betalen, zij voorstelt om de geldsom als privépersoon te betalen:

“(…) Comme la [camping] ne pourra pas payer cette somme, je vous propose de la payer personellement en mon nom privé. (…)”

2.9    Op 22 mei 2017 heeft verweerder de deurwaarder een e-mail gestuurd – met een cc aan klaagster – met onder meer de volgende inhoud:

“(…) I discussed your letter May 11, as well as the annex (letter from [klaagster] May 5), with my client [B.V. X].

My client instructs you as follows:

Please proceed in the execution of the sentence with speed and persistence, in accordance with your assignment from client. There is no reason to withhold. Please keep me posted weekly on the progress and the status. If this means bankruptcy of debtor, please inform me on forehand.

(…)

There is however one possible solution: The only way [klaagster] can avoid further immediate execution of the sentence is by paying half of the outstanding claim immediately (today, ultimately tomorrow May 23) and will sign an agreement on terms of my client, with joint liability for the rest of the claim, payable by [klaagster] in monthly terms star[t]ing June 2017 of minimum € 1.000,-. Client reserves all rights in this regard. I will draft such an agreement in Dutch and [klaagster] will communicate directly with me in Dutch.

[Klaagster] is therefore strongly advised to take immediate action, if she really wants to avoid further execution of the sentence.

To avoid further time wasted my client and [klaagster] are in CC of this message, so she is already informed.

If you do not receive payment of half of the outstanding claim ultimately tomorrow, please inform me and then immediately proceed with the execution of the sentence and keep me posted on the progress. (…)”

2.10    Bij brief van 20 juni 2017 heeft klaagster de onderhavige klacht over verweerder ingediend bij de deken.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zoals in haar brief van 5 januari 2018 en ter zitting van 11 juni 2018 van de raad beperkt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij zich rechtstreeks tot klaagster heeft gewend door haar een kopie van zijn brief aan de deurwaarder te zenden, terwijl hij wist dat klaagster werd bijgestaan door een advocaat.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft aangevoerd dat hij klaagster slechts éénmalig een cc heeft gezonden van zijn e-mail aan de deurwaarder. Hij deed dat omdat klaagster in privé de deurwaarder had benaderd bij brief van 5 mei 2017. Zij doet daarin op persoonlijke titel een voorstel. Bovendien heeft verweerder klaagster een cc gezonden met het oog op de gewenste snelheid van handelen. 

4.2    In de procedure bij de rechtbank (…) en daarbuiten is klaagster geen partij geweest. Verweerder heeft zich slechts beziggehouden met de camping. Tegen deze vennootschap is een vonnis behaald en B.V. X heeft het volste recht dat vonnis te executeren. Klaagster is bij deze kwestie betrokken als bestuurder van de camping en niet als privépersoon. Zij is als privépersoon dus geen wederpartij, zodat geen sprake kan zijn van schending van een gedragsregel.

4.3    Het laatste contact tussen verweerder en mr. Van S. dateert van september 2016. Hierna is de zaak aan de deurwaarder uit handen gegeven. Deze deurwaarder heeft het vonnis betekend en rechtstreeks contact met klaagster gehad. Mr. Van S. was bij de kwestie naar weten van verweerder betrokken als raadsman van de camping en diens bestuurder. Verweerder wist niet dat verweerder ook de raadsman van klaagster in privé was. Omdat klaagster zelf in privé de deurwaarder had benaderd en uitdrukkelijk niet via tussenkomst van mr. Van S., was verweerder er ook niet op bedacht dat mr. Van S. klaagster wél in privé zou bijstaan.

4.4    Het verweer komt voor het overige – waar nodig – aan de orde bij de beoordeling van de klacht.

5    BEOORDELING

5.1    Gedragsregel 18 van de Gedragsregels 1992 bepaalt dat een advocaat die zich in verbinding wil stellen met een wederpartij waarvan hij weet dat deze wordt bijgestaan door een advocaat, dit slechts doet door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze advocaat hem toestemming geeft zich rechtstreeks tot diens cliënt te wenden.

5.2    Blijkens lid 2 van gedragsregel 18 kan een uitzondering op deze regel worden aanvaard wanneer het gaat om een aanzegging die, om het daarmee beoogde rechtsgevolg te kunnen bewerkstelligen, niet anders gedaan kan worden dan rechtstreeks aan de andere partij. In dat geval moet de advocaat gelijktijdig een afschrift van die brief verzenden aan de advocaat van de aangeschreven partij.

5.3    Naar het oordeel van de raad dient de brief van 5 mei 2017 van klaagster te worden aangemerkt als een brief van de camping. Dit blijkt onder meer uit de contactgegevens van de camping die links bovenaan de brief zijn weergegeven en het feit dat klaagster de brief namens de camping heeft ondertekend. Het in die brief neergelegde voorstel van klaagster om de vordering als privépersoon te voldoen (‘personnellement en mon nom privé’) heeft klaagster wellicht niet in haar hoedanigheid van bestuurder van de camping gedaan, maar voor het overige blijkt duidelijk uit de brief dat klaagster deze heeft geschreven in haar hoedanigheid van bestuurder van de camping.

5.4    Verweerder wist dat de camping (in ieder geval tot en met september 2016) werd bijgestaan door mr. Van S. Als moet worden aangenomen dat de e-mail van 22 mei 2017 kan worden aangemerkt als een aanzegging met rechtsgevolg (gedragsregel 18 lid 2 van de Gedragsregels 1992), had verweerder in ieder geval  een afschrift van zijn e-mail van 22 mei 2017 aan mr. Van S. moeten zenden. Dat is niet gebeurd. Verweerder heeft derhalve in beginsel tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld.

5.5    In de gegeven omstandigheden is de raad echter van oordeel dat de klacht van onvoldoende gewicht is. Daarvoor is in de eerste plaats van belang dat niet is gebleken van boos opzet aan de zijde van verweerder. Hij heeft zowel in de klachtprocedure bij de deken als ter zitting van de raad uitvoerig toegelicht waarom hij ervoor heeft gekozen om klaagster een cc van zijn e-mailbericht aan de deurwaarder te zenden. Daarnaast heeft klaagster als bestuurder van de camping opgetreden in de procedure tegen B.V. X. Er was aan haar zijde derhalve sprake van een zekere zakelijkheid. Dat klaagster door het handelen van verweerder in haar belangen is geschaad, is niet gebleken.

5.6    Om de hiervoor genoemde redenen zal de klacht worden afgewezen als zijnde van onvoldoende gewicht.

5.7    Voor de volledigheid overweegt de raad nog dat op 22 februari 2018 de Gedragsregels 2018 zijn gepubliceerd. Het verbod op het rechtstreeks benaderen van de wederpartij is in de Gedragsregels 2018 niet opgenomen in gedragsregel 18, maar in gedragsregel 25. Los van de vraag welke versie van de gedragsregels precies van toepassing is op de onderhavige klacht, geldt dat een toetsing van de klacht aan gedragsregel 25 van de Gedragsregels 2018 niet tot een ander oordeel zou leiden dan het oordeel dat hierboven is weergegeven. Gedragsregel 18 van de Gedragsregels 1992 en gedragsregel 25 van de Gedragsregels 2018 zijn – voor zover hier relevant – materieel gezien elkaars gelijke.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    wijst de klacht als zijnde van onvoldoende gewicht af.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. M.F. Laning, R.A.M. Oranje-Jorna, M.P. de Klerk en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. N.M. van Trijp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2018.