ECLI:NL:TADRSGR:2018:101 Raad van Discipline 's-Gravenhage 18-216/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2018:101
Datum uitspraak: 02-05-2018
Datum publicatie: 14-05-2018
Zaaknummer(s): 18-216/DH/DH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: voorzittersbeslissing. klacht over kwaliteit van dienstverlening kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 2 mei 2018 mei 2018

in de zaak 18-216/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 20 maart 2018 met kenmerk K224 2017 dk/ak, door de raad ontvangen op 21 maart 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Verweerder staat klager op basis van gefinancierde rechtsbijstand bij in een arbeidsrechtelijk geschil dat klager heeft met zijn voormalige werkgever. Verweerder heeft de zaak van klager overgenomen van mr. Van der S. In dat verband is aan klager op 24 september 2015 door de Raad voor Rechtsbijstand een toevoeging verleend.

1.2    Bij nota van 27 september 2017 heeft (het kantoor van) verweerder klager de kosten voor de eigen bijdrage (€ 307,00) en griffierechten (€ 78,00) in rekening gebracht, van in totaal € 385,00.

1.3    Bij brief van 5 oktober 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. Bij e-mail van 21 november 2017 heeft klager zijn klacht aangevuld.

1.4    Op 26 oktober 2017 heeft klager het bedrag van € 78,00 aan griffierechten voldaan.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)    klager aan het lijntje houdt en geen werkzaamheden verricht/resultaat boekt in de zaak van klager;

b)    voor klager niet telefonisch of per e-mail bereikbaar is en zijn beloftes om klager terug te bellen niet nakomt;

c)    aan klager heeft voorgesteld de kwestie door te geleiden naar een incassobureau, hetgeen niet is gebeurd.

3    VERWEER

3.1    Verweerder voert aan dat klager ermee bekend is dat de advocaat van de wederpartij zijn werkzaamheden heeft gestaakt en dat de wederpartij niet bereid is verder te onderhandelen. Hierdoor is een gerechtelijke procedure noodzakelijk geworden en heeft verweerder de dagvaarding voor klager opgesteld en deze reeds met klager besproken. Verweerder heeft klager aangegeven dat de dagvaarding eerst zal worden uitgebracht na betaling van de eigen bijdrage en het griffierecht. Tot die tijd zullen geen verdere inhoudelijke werkzaamheden voor klager worden verricht. Verweerder heeft klager uitgelegd dat door de overstap naar een andere advocaat wederom door de Raad voor Rechtsbijstand een eigen bijdrage wordt opgelegd. Niet is met klager afgesproken dat de zaak kosteloos voor hem zou worden behartigd. Voorts voert verweerder aan dat wanneer klager naar zijn kantoor belt of (onaangekondigd) langskomt, klager altijd netjes te woord wordt gestaan en dat wanneer klager om een afspraak verzoekt, deze wordt ingepland. Verweerder ontkent verder dat met klager is afgesproken dat het dossier naar een incassobureau zou worden gezonden. 

4    BEOORDELING

klachtonderdeel a)

4.1    Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel staat voorop dat van een advocaat niet hoeft te worden verwacht dat hij zijn werkzaamheden verricht of blijft verrichten zonder dat daar een redelijke vergoeding tegenover staat. In dat verband is het een advocaat toegestaan zijn werkzaamheden voor de cliënt op te schorten, mits de cliënt daardoor niet onevenredig in zijn belangen wordt geschaad.

4.2    De voorzitter overweegt als volgt. Verweerder heeft zijn werkzaamheden - het uitbrengen van een dagvaarding en het aanbrengen daarvan bij de rechtbank - voor klager opgeschort in afwachting van de betaling door klager van de eigen bijdrage voor de toevoeging.

4.3    Klager stelt dat hij met verweerder de afspraak heeft gemaakt dat hij de eigen bijdrage niet (nogmaals) hoefde te voldoen, omdat hij die reeds na ontvangst van de toevoeging ten tijde van de bijstand door mr. Van der S. aan mr. Van der S. heeft voldaan. Verweerder heeft gemotiveerd betwist dat een dergelijke afspraak is gemaakt. Uit het klachtdossier blijkt ook niet van de afspraak waar klager zich op beroept. De voorzitter is dan ook van oordeel dat klager in beginsel gehouden was (en is) de eigen bijdrage aan verweerder te voldoen conform de hem toegezonden nota van 27 september 2017 (zie hiervoor in 1.2), en dat verweerder zich onder de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gedragen door de werkzaamheden voor klager op te schorten. Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond.

klachtonderdeel b)

4.4    Verweerder heeft aangevoerd dat klager regelmatig naar het kantoor van verweerder belt en regelmatig onaangekondigd op kantoor langskomt om zijn zaak te bespreken. Klager wordt dan altijd netjes te woord gestaan en wanneer klager verzoekt om een afspraak dan wordt deze ook altijd ingepland. In reactie op dit verweer heeft klager zijn klacht niet onderbouwd. Ook klachtonderdeel b) is daarom kennelijk ongegrond.

klachtonderdeel c)

4.5    Klager verwijt verweerder dat de afspraak om het dossier door te sturen naar een incassobureau niet is nagekomen. Verweerder ontkent echter dat een dergelijke afspraak met klager is gemaakt. Ook op dit punt heeft klager zijn klacht niet nader onderbouwd. Dit klachtonderdeel is daarom eveneens kennelijk ongegrond.

4.6    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. A. Tijs als griffier op 2 mei 2018 mei 2018.

Griffier     Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 2 mei 2018 mei 2018 verzonden.