ECLI:NL:TADRSGR:2018:100 Raad van Discipline 's-Gravenhage 18-117/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2018:100
Datum uitspraak: 07-05-2018
Datum publicatie: 14-05-2018
Zaaknummer(s): 18-117/DH/RO
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Tul
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Tenuitvoerlegging voorwaardelijke geldboete opgelegd bij beslissing 17-666/DH/RO

Beslissing van 7 mei 2018

van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

in de zaak 18-117/DH/RO (TUL)

strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij beslissing van

4 december 2017 in de zaak 17-666/DH/RO opgelegde voorwaardelijke geldboete

1    FEITEN

1.1    Bij beslissing van 4 december 2017 (kenmerk 17-666/DH/RO) heeft de raad een tegen verweerder ingediende klacht gegrond verklaard. De beslissing is onherroepelijk geworden; er is geen hoger beroep tegen ingesteld.

1.2    De raad heeft aan verweerder (onder meer) een voorwaardelijke geldboete van € 1.000,- opgelegd. De raad heeft aan deze maatregel van geldboete de bijzondere voorwaarden verbonden dat:

-     verweerder uiterlijk binnen 14 dagen na 4 december 2017 aan de deken zal aantonen dat hij het niet (tijdig) betalen van het griffierecht bij zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar heeft gemeld; en

-    verweerder het van klaagster ontvangen griffierecht aan haar heeft geretourneerd.

1.3    Bij brief van 21 december 2017 heeft de deken de raad geïnformeerd dat (de advocaat van) verweerder binnen 14 dagen na 4 december 2017 heeft aangetoond dat het niet (tijdig) betalen van het griffierecht was gemeld bij de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van verweerder. De deken heeft in de brief verder meegedeeld dat verweerder niet (binnen de door de raad gestelde termijn) had aangetoond dat hij het van klaagster ontvangen griffierecht aan haar heeft geretourneerd. De raad heeft op 1 februari 2018 bij klaagster geïnformeerd of zij van verweerder het bedrag had ontvangen. Klaagster heeft meegedeeld dat zij het bedrag (op die datum) nog niet had ontvangen van verweerder.

1.4    De raad heeft vervolgens op de voet van artikel 48e van de Advocatenwet ambtshalve besloten om last te geven tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke geldboete. De deken heeft bij brief van 22 februari 2018 aan de raad ook verzocht om tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke geldboete.

1.5    Verweerder en de deken zijn op 6 maart 2018 opgeroepen voor de zitting op 23 april 2018 om te worden gehoord over het verzoek tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke geldboete.

1.6    De deken is ter zitting verschenen. Verweerder is zonder bericht niet ter zitting verschenen en heeft ook overigens niet gereageerd op de oproep.

2    BEOORDELING

2.1    Op grond van de hiervoor weergegeven feiten moet worden vastgesteld dat verweerder niet heeft voldaan aan de voorwaarde strekkend tot terugbetaling van griffierecht aan klaagster. Van verschoonbare omstandigheden aan de zijde van verweerder is de raad niet gebleken.

2.2    De raad zal daarom ingevolge artikel 48e Advocatenwet overgaan tot lastgeving van de tenuitvoerlegging van de bij de beslissing van 4 december 2017 aan verweerder opgelegde geldboete van € 1.000,-.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    gelast de tenuitvoerlegging van de door de raad bij beslissing van

4 december 2017 opgelegde geldboete van € 1.000,-;

-    bepaalt dat het boetebedrag binnen vier weken na de uitspraak van deze beslissing moet worden betaald op rekeningnummer NL05 INGB 0705 0039 81 t.n.v. Ministerie van Veiligheid en Justitie, onder vermelding van “Tuchtrechtelijke boete advocatuur, DGRR,” en het zaaknummer (18-117/DH/RO).

Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. R. de Haan, P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2018.

Griffier    Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 7 mei  2018 verzonden.