ECLI:NL:TADRSGR:2017:227 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-522/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2017:227
Datum uitspraak: 19-10-2017
Datum publicatie: 22-11-2017
Zaaknummer(s): 17-522/DH/RO
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over onjuiste en onnodig grievende uitlatingen door advocaat wederpartij kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 19 oktober 2017

in de zaak 17-522/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster sub 1

en

klager sub 2

tegen:

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 5 juli 2017 met kenmerk R 2017/54 edl/dh, door de raad ontvangen op 6 juli 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken. Voorts heeft de voorzitter kennisgenomen van de brief van 1 augustus 2017 van verweerster met bijlage, zijnde een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 juli 2017.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klaagster sub 1, een B.V., heeft bij dagvaarding van 18 oktober 2016 een procedure bij de rechtbank Rotterdam aangespannen tegen B.V. X inzake een onbetaald gelaten factuur van ruim EUR 60.000,-. Klager sub 2 is werkzaam als algemeen medewerker bij klaagster sub 1, waarvan zijn echtgenote enig aandeelhouder/bestuurster is.

1.2 B.V. X wordt in bovengenoemde procedure bijgestaan door verweerster. Zij heeft in dat kader op 14 december 2016 namens haar cliënte een conclusie van antwoord, tevens vordering in reconventie ingediend. Het standpunt van B.V. X. kwam er - kort samengevat - op neer dat klaagster sub 1 tekortgeschoten is bij het aanvragen van subsidie voor B.V. X en bij de subsidieaanvraag onjuiste gegevens heeft ingevuld, als gevolg waarvan de subsidie niet te gelde gemaakt kan worden. B.V. X. vorderde daarom een verklaring voor recht dat de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden en schadevergoeding op te maken bij staat.

1.3 Bij brief van 7 februari 2017 heeft klager sub 2, mede namens klaagster sub 1, bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

1.4 Op 26 juli 2017 heeft de rechtbank Rotterdam in bovengenoemde procedure vonnis gewezen. In dat vonnis heeft de rechtbank de vordering van klaagster sub 1 afgewezen en de vordering in reconventie toegewezen.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) zij zich in haar conclusie van antwoord van 14 december 2016 onnodig grievend heeft uitgelaten over klaagster sub 1 en klager sub 2;

b) zij in haar conclusie van antwoord van 14 december 2016 onjuiste stellingen heeft opgenomen zonder deze op enige wijze te onderbouwen.

2.2 De klacht ziet specifiek op onderstaande inhoud van de conclusie van antwoord:

- Onder randnummer 20 wordt gesteld dat klager sub 2, met een volmacht in zijn hand en zonder aan de heer S. de juiste gegevens te hebben gevraagd, valsheid in geschrifte namens B.V. X heeft gepleegd. Deze bewering is volgens klagers niet alleen feitelijk onjuist, nu uit de door verweerster zelf overgelegde e-mails blijkt dat wel degelijk bij herhaling om gegevens is gevraagd, maar ook onnodig grievend. Deze beschuldigingen worden bij randnummers 28 en 40 herhaald, met toevoeging van de stelling dat klager sub 2 de cliënte van verweerster heeft bedrogen en heeft getracht haar op te lichten.

- Onder randnummer 24 is opgenomen dat klager sub 2 valse gegevens op een aanvraagformulier zou hebben ingevuld, hetgeen volgens klagers feitelijk onjuist is. Klagers stellen dat de gegevens zijn verkregen in meerdere gesprekken die klager sub 2 met de bestuurder van de cliënte van verweerster heeft gevoerd.

- Onder randnummer 25 wordt gesteld dat klager sub 2, in strijd met de waarheid, volstrekt uit de lucht gegrepen omzetten, kosten en zelfs medewerkers op een aanvraagformulier heeft ingevuld met geen ander doel dan op papier een zo hoog mogelijke subsidietoekenning te krijgen. Volgens klagers is dit aantoonbaar in strijd met de waarheid, aangezien de projecten, kosten en mogelijke subsidie uitgebreid zijn besproken met de cliënte van verweerster.

3 VERWEER

3.1 Verweerster stelt zich op het standpunt dat zij niet klachtwaardig heeft gehandeld. Uit de stukken die zij namens haar cliënte heeft ingediend, volgt dat de inhoud van de conclusie van antwoord van 14 december 2016 een weergave is van de feiten en juridische constellatie zoals deze door de cliënte van verweerster zijn aangedragen.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht richt zich tegen verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. Vooropgesteld wordt dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de hem door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is.

Klachtonderdeel a

4.2 De ter discussie gestelde bewoordingen zijn - met inachtneming van het onder 4.1 vermelde uitgangspunt en in het licht van de inhoudelijke procedure - niet onnodig grievend. Hierbij wordt opgemerkt dat verweerster als advocaat per definitie partijdig is en dient op te komen voor de belangen van haar cliënte. Daarbij is verweerster naar het oordeel van de voorzitter gebleven binnen de bandbreedte van hetgeen zij als een advocaat van de wederpartij mag doen, zodat zij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b

4.3 Klagers verwijten verweerster dat zij in haar conclusie van antwoord onjuiste stellingen heeft opgenomen. Het onderhavige klachtdossier bevat echter geen aanknopingspunten voor de juistheid van die stelling en ook in het vonnis van de Rechtbank Rotterdam kan daarvoor geen aanknopingspunt worden gevonden. Daarom is ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. N.M. van Trijp als griffier op 19 oktober 2017.

Deze beslissing is in afschrift op 19 oktober 2017 verzonden.