ECLI:NL:TADRSGR:2017:196 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-722/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2017:196
Datum uitspraak: 16-10-2017
Datum publicatie: 17-10-2017
Zaaknummer(s): 17-722/DH/DH
Onderwerp: Artikel 60 b e.v., subonderwerp: Artikel 60 b Advocatenwet
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: verzoek 60b Aw; tussenbeslissing Niet nakoming financiële verplichtingen, onjuiste opgave CCV, onvoldoende opleidingspunten, een tijd niet verzekerd geweest voor beroepsaansprakelijkheid. Toewijzing van het verzoek is ingrijpend en kan leiden tot onomkeerbare gevolgen. Verweerster krijgt daarom circa twee maanden de tijd om aantoonbaar orde op zaken te stellen. Voortzetting van de mondelinge behandeling in januari 2018.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 16 oktober 2017 in de zaak 17-722/DH/DH

naar aanleiding van het verzoek ex art. 60b Advocatenwet van

de deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Den Haag

verzoeker

tegen:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 4 september 2017, door de raad ontvangen op 6 september 2017, heeft verzoeker een verzoek ex artikel 60b Advocatenwet tegen verweerster ingediend. Hij heeft daarbij verzocht om verweerster te schorsen in de uitoefening van haar praktijk, totdat zij er weer blijk van heeft gegeven haar praktijk op een behoorlijke manier te kunnen uitoefenen.

1.2    Het verzoek is behandeld ter zitting van de raad van 9 oktober 2017 in aanwezigheid van verzoeker, vergezeld van zijn stafjurist mr. (…).

1.3    De raad heeft kennisgenomen van de processtukken, bedoeld in artikel 49, lid 2 Advocatenwet.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van het verzoek wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    Verweerster is als advocaat gevestigd te Den Haag. Zij drijft een eenmanskantoor.

2.2    Sinds 2014 geeft verweerster signalen af dat haar financiële situatie zorgelijk is. De toenmalig deken heeft daar met verweerster over gesproken. Hij heeft naar aanleiding van de zeer slechte financiële en moeilijke persoonlijke omstandigheden van verweerster besloten geen actie te ondernemen ten aanzien van de door verweerster in 2014 niet-behaalde opleidingspunten.

2.3    Volgens haar eigen opgave had verweerster in 2015 16 opleidingspunten behaald.

2.4    Onder meer vanwege het feit dat verweerster de hoofdelijke omslag voor het arrondissement Den Haag niet (volledig) voldeed, zich ook niet hield aan de overeengekomen betalingsregeling ter zake en haar advocatenpas niet afhaalde, heeft verzoeker in oktober 2016 een kantoorbezoek aangekondigd.

2.5    Op het moment dat het kantoorbezoek werd aangekondigd, deelde verweerster mede voornemens te zijn naar het arrondissement Amsterdam te verhuizen en daar kantoor te houden bij een vriendin.

2.6    De verhuizing van verweerster was voorzien per 15 november 2016. Aangezien het kantoorbezoek gepland stond eind oktober 2016, heeft verzoeker aangekondigd dit doorgang te willen laten vinden.

2.7    Verzoeker heeft verweerster op 27 oktober 2016 verzocht hem te laten weten op welk van de drie door hem voorgestelde data een kantoorbezoek zou schikken en daarbij ook aangegeven welke stukken hij in het kader van het kantoorbezoek zou willen zien. Tevens heeft hij om toezending van een kopie van de polis van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering verzocht.

2.8    Omdat op dit schrijven geen reactie werd ontvangen, heeft verzoeker verweerster bij e-mail van 1 november 2016 gerappelleerd.

2.9    Eveneens op 1 november 2016 heeft verzoeker van de Nederlandse Orde bericht ontvangen dat verweerster de financiële bijdrage voor 2016 niet (volledig) had voldaan en dat de vordering uit handen was gegeven aan een deurwaarder.

2.10    Op 4 november 2016 heeft verzoeker samen met zijn stafjurist een bezoek aan het woonhuis van verweerster gebracht, alwaar zij tijdelijk kantoor hield. Daar was ook de vriendin aanwezig met wie verweerster voornemens was in Amsterdam kantoor te gaan houden.

2.11    Bij brief van 17 november 2016 heeft verzoeker – voor zover van belang – naar aanleiding van het kantoorbezoek het volgende aan verweerster bericht:

“U heeft meerdere keren laten weten dat uw financiële situatie zorgelijk is. De financiële bijdrage aan de NOvA heeft u pas na aandringen van mijn kant voldaan, uw advocatenpas heeft u pas opgehaald enkele dagen voordat wij u bezochten en de hoofdelijke omslag heeft u pas tijdens ons bezoek aan u betaald. U vroeg om welke reden wij u nu eigenlijk kwamen bezoeken, waarop ik u heb gemeld dat uw financiële situatie ons zorgen baart. Dit is niet de eerste keer dat wij u aanspreken op het niet nakomen van uw financiële verplichtingen. Dat gebeurt al sinds 2014. (…)

Tevens hebben wij het voorblad van uw huidige beroepsaansprakelijkheidsverzekering ontvangen, maar niet de overige polisvoorwaarden. Evenmin heb ik van u de polis van uw beroepsaansprakelijkheidsverzekering ontvangen zoals u die had tot 1 oktober 2016. (…)

Wij hebben u voorts laten weten dat uw wijze van identificatie niet afdoende is. (…)

U heeft aangegeven dat u de afgelopen jaren in een moeilijke positie heeft verkeerd en de nodige tegenslagen heeft ondervonden. Dat heeft zijn weerslag gehad op uw praktijk. (…) Ik wijs u er evenwel op dat u, ook in moeilijke tijden, gehouden bent te voldoen aan de regelgeving van de Orde. U dient daarvoor onder meer aan uw financiële verplichtingen te voldoen en u dient zich te onderwerpen aan mijn toezicht. Indien u daar tijdelijk niet toe in staat bent, dient u zich te laten uitschrijven. (…)

Ik verwacht uw bericht van overschrijving naar het arrondissement Amsterdam binnen nu en een week te ontvangen. Voorts verwacht ik de verzekeringspolis over het jaar 2015 alsmede het betalingsbewijs van de premie binnen deze termijn te ontvangen. (…)

2.12    Op 25 november 2016 ontving verzoeker een mutatie van de kantoorgegevens van verweerster; zij was kantoor gaan houden in Amsterdam maar haar postadres bleef in Den Haag.

2.13    Op 25 november 2016 ontving verzoeker een brief van de vriendin van verweerster, waarin zij – voor zover van belang – namens verweerster als volgt reageert op de brief van verzoeker van 17 november 2017:

“Wij hebben geconstateerd dat mevrouw K. sinds 2014 haar financiële verplichtingen te laat is nagekomen. Inmiddels heeft zij aan haar financiële verplichtingen voldaan. Met de landelijke Orde is een betalingsregeling getroffen. (…)

Mevrouw K. is thans verzekerd bij Nationale Nederlanden (…) voor een bedrag van € 1.250.000 per aanspraak. Ik heb hier voor mij liggen:

-    Het polisblad met daarop de ingangsdatum 1 oktober 2016;

-    Het vervolgblad Inlooprisico voor aanspraken die vanaf 1 oktober 2000 zijn ontstaan en worden ontdekt na 1 oktober 2016;

-    De polismantel 514-13 houdende de polisvoorwaarden d.d. 1 april 2015;

-    (…)

(…) zodat ik u hierbij de drie eerstgenoemde stukken stuur. Mocht u meer willen ontvangen, dan verneem ik dat graag.

Mevrouw K. heeft op dit moment nog geen rekening of ander verzoek tot betaling gekregen van de verzekeringsmaatschappij. De eerste termijn zal overigens ook pas verschuldigd zijn op 1 januari 2017. Ik kan u dan ook nog geen bewijs van betaling toesturen.

Tenslotte verzoekt u mevrouw K. de stukken toe te sturen uit het verleden. Dit verbaast mij enigszins. Aan tafel bij mevrouw K. hebben wij uitgebreid gesproken over het niet in orde zijn van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering in 2015. Ik ben degene geweest die u daarvan op de hoogte stelde. Daarna hebben wij gezamenlijk geconstateerd dat het huidige inlooprisico zodanig verzekerd is, dat ook eventuele aansprakelijkstellingen uit het verleden zijn meeverzekerd.

Mr. K. begrijpt uw zorg met betrekking tot dit inlooprisico. Wij hebben daarom de verzekeringstussenpersoon verzocht te bevestigen dat Nationale Nederlanden op de hoogte is van de situatie in 2015, maar dat dit voor Nationale Nederlanden geen aanleiding heeft gegeven nadere voorwaarden te stellen aan dit inlooprisico. Ik stuur u hierbij de e-mail van de verzekeringstussenpersoon, waaruit overigens ook blijkt dat er nog niet gefactureerd is. (…)”

2.14    Volgens haar eigen opgave haalde verweerster in 2016 18 opleidingspunten.

2.15    In januari 2017 heeft verzoeker de Amsterdamse deken geïnformeerd over het dossier van verweerster en verzocht een bezoek aan haar kantoor te brengen. Tijdens de voorbereiding van dat bezoek deelde verweerster mede dat zij zich inmiddels weer in Den Haag had laten inschrijven. Dat bleek bij controle niet het geval te zijn.

2.16    Na diverse e-mailwisselingen met de Amsterdamse Orde en de aankondiging dat op 8 augustus 2017 een kantoorbezoek zou plaatsvinden, heeft verweerster zich met ingang van 31 juli 2017 in het arrondissement Den Haag laten inschrijven.

2.17    Verzoeker heeft verweerster op 7 augustus 2017 laten aanschrijven in verband met het plannen van een kantoorbezoek. Verweerster reageerde daar niet op en evenmin op de rappellen van 14, 17 en 24 augustus 2017.

2.18    Op 28 augustus 2017 ontving verzoeker bericht van de NOvA dat verweerster de financiële bijdrage (weer) onbetaald had gelaten en dat de vordering uit handen was gegeven aan een deurwaarder.

2.19    Op 1 september 2017 ontving verzoeker bericht van een Amsterdamse advocaat, dat hij voornemens was verweerster te dagvaarden in verband met onbetaald gelaten facturen van een door haar ingeschakelde rolwaarnemer aangezien zij niet reageerde op aanmaningen en post retour kwam.

3    VERZOEK

3.1    Aan het verzoek ex artikel 60b Aw legt verzoeker ten grondslag dat verweerster op dit moment niet in staat is haar praktijk naar behoren te voeren, dat zij zich onbereikbaar houdt en dat daardoor cliëntenbelangen (dreigen te) worden geschaad. Meer concreet baseert hij zijn verzoek daarop dat verweerster haar financiële verplichtingen niet nakomt, een tijd niet verzekerd geweest voor beroepsaansprakelijkheid, in strijd met de waarheid de CCV- opgave 2015 heeft gedaan en in de afgelopen drie jaren onvoldoende opleidingspunten gehaald.

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft zich ter zitting tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    Verweerster heeft ter zitting aangegeven in te zien dat zij bepaalde zaken inderdaad nog moet en zal verbeteren waar het haar praktijkvoering betreft. Een groot aantal zaken stelt zij echter al te hebben verbeterd. Behalve de factuur van de rolwaarnemer in Amsterdam, waarvoor een betalingsregeling zou zijn getroffen, zouden er geen achterstallige betalingen meer zijn, zij zou weer voldoende cursussen volgen, de beroepsaansprakelijkheid is geregeld inclusief een afdoende inlooprisico en zij heeft nieuwe huisvesting gevonden. Dat alles is, volgens haar, door verzoeker ook erkend.

5.2    Verweerster heeft verder aangevoerd dat een schorsing in de praktijkuitoefening haar in ernstige mate zou schaden en het einde van haar praktijkuitoefening zou betekenen. Zij draagt in haar eentje de zorg voor haar minderjarige dochter en is volledig afhankelijk van haar inkomen als zelfstandig advocaat. Daarnaast stelt zij nog altijd te kampen te hebben met de gevolgen van een ernstige burn-out als gevolg van de dood van haar ouders in 2014 en 2015, voor wie zij in de laatste fase van hun leven alleen de zorg heeft gedragen.

5.3    De raad heeft zelf ter zitting ook kunnen constateren dat het emotioneel gezien niet goed gaat met verweerster. Gelet op de houding en emoties van verweerster ter zitting en het structurele niet reageren door haar op brieven en e-mails van derden, maakt de raad zich zorgen over haar mentale veerkracht en professionele distantie. De raad geeft haar in overweging professionele begeleiding te zoeken, zowel op persoonlijk vlak als met betrekking tot het op orde brengen en houden van haar praktijkvoering.

5.4    Alles overziend is de raad met verweerster van oordeel dat de gevraagde voorziening van schorsing in de praktijkuitoefening uiterst ingrijpend is en mogelijk voor haar, zowel privé als zakelijk, onomkeerbare gevolgen zal hebben. Mede gelet daarop ziet de raad aanleiding tot aanhouding van de zaak, teneinde verweerster in de gelegenheid te stellen aan te tonen dat zij, zoals zij stelt, inderdaad weer tot een goede praktijkuitoefening in staat is en ook bereid is een gesprek met de deken aan te gaan. De raad zal verweerster opdragen om voor 11 december 2017 bewijsstukken aan de deken te zenden, waaruit een en ander blijkt. De raad hanteert deze datum omdat op 18 december 2017 de behandeling ter zitting van het dekenbezwaar staat gepland. De door verweerster in te zenden stukken kunnen dan, zo een van partijen dat wenst, ook op die zitting aan bod komen.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    draagt verweerster op om voor 11 december 2017 aan de deken de volgende stukken te doen toekomen:

- bewijs dat de achterstand in de opleidingspunten voor 2015 en 2016 is     ingelopen en dat de opleidingspunten voor 2017 zijn c.q. zullen worden behaald;

    - bewijs dat er met alle schuldeisers die er in het kader van de     praktijkuitoefening thans nog zijn, betalingsregelingen zijn getroffen die ook     worden nagekomen;

    - bewijs dat er een afdoende beroepsaansprakelijkheidsverzekering is voor     2017 en dat de premie voor 2016 is voldaan;

    - bewijs dat er met de deken een afspraak is gemaakt voor een gesprek op het kantoor van verweerster;   

-    draagt verzoeker op om kopie van deze bewijsstukken alsmede zijn reactie     daarop uiterlijk één week voor 15 januari 2018 in het geding te brengen;

-     bepaalt dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op een nader te bepalen tijdstip ter zitting van de raad van 15 januari 2018;

-    houdt iedere verdere beslissing aan.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. R. de Haan, M.F. Laning, P. Rijpstra en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 oktober 2017.

Griffier    Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 16 oktober 2017 verzonden.