ECLI:NL:TADRSGR:2017:155 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-1067/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2017:155
Datum uitspraak: 28-08-2017
Datum publicatie: 31-08-2017
Zaaknummer(s): 16-1067/DH/RO
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen
Beslissingen:
  • Berisping
  • Kostenveroordeling
Inhoudsindicatie: Zonder toestemming van de wederpartij mag aan de rechter niets worden meegedeeld over schikkingsonderhandelingen (gedragsregel 13) en zonder overleg met de wederpartij en/of deken mag niet worden geciteerd uit confraternele correspondentie (gedragsregel 12). Klager heeft verweerder ter zitting tot tweemaal toe gewaarschuwd. Desondanks heeft hij van de inhoud van schikkingsonderhandelingen, zoals neergelegd in confraternele correspondentie, melding gemaakt door delen van deze correspondentie te citeren. Klacht gegrond. Berisping.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 28 augustus 2017

in de zaak 16-1067/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 26 juli 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 3 november 2016 met kenmerk R 2016/85 edl/dh, door de raad ontvangen op 4 november 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 juni 2017 in aanwezigheid van klager en verweerder.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de processtukken, bedoeld in artikel 49, lid 2 Advocatenwet.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Klager heeft zijn cliënte bijgestaan in een kort geding procedure, waarin de wederpartij werd bijgestaan door verweerder. Op 26 juli 2016 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden.

2.2 Op 25 juli 2016 om 13.02 uur heeft verweerder klager namens zijn cliënte per e-mail benaderd en hem als volgt bericht:

“Voornoemde maakt dat ik thans een laatste poging waag om u van voort-procederen af te houden, en wel middels het volgende:

• Bijgaand de (kosteloze) tokens van de (enige) twee door cliënte gehouden domeinnamen (…)’

• Cliënte heeft reeds (ieder) gebruik van die domeinnamen, zo ook het gebruik van de handelsnaam ‘J’ gestaakt en zal dat gebruik gestaakt houden;

• Voor cliënte dient tevens te worden gelezen ‘enige aan haar gelieerde ondernemingen c.q. haar bestuurders’;

• Cliënte zal geen domeinnamen met de handelsnaam ‘J.’ of daarmee overeenstemmende domein- en handelsnamen, registreren;

• De door u genoemde website was reeds dit weekend ‘uit de lucht’. U en ik weten dat er enige tijd overheen gaat eer de ‘website’ daadwerkelijk niet meer oproepbaar is.

 Ik meen dat cliënte hiermee ruimschoots tegemoet komt aan de wensen van uw cliënte. (…)”

2.3 Dezelfde dag om 14.58 uur heeft klager als volgt op bovenstaande mail gereageerd:

“Uw voorstel namens M. ontving ik in goede orde. (…)

Kortom, in aanvulling op uw voorstel:

1. betaling van de volgende kosten:

- griffierecht € 619,=

- exploot € 82,54

- advocaatkosten € 4.500,= (ipv de gevorderde € 6.000,=)

2. op de door u namens uw cliënte toegezegde beloftes, staat een dwangsom bij niet nakoming van € 2.000,= per overtreding c.q. voor iedere dag, een deel van een dag daaronder begrepen, dat M. in gebreke blijft c.q. is (…);

3. een en ander vast te leggen in een proces-verbaal ex artikel 87 lid 3 Rv;

Pas nadat de finesses van dit voorstel zijn vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst, hebben partijen een schikking bereikt, die morgenochtend kan worden aangeboden aan de voorzieningenrechter ex artikel 78 lid 3 Rv. (…)”

2.4 Op 26 juli 2016 om 16.10 uur heeft verweerder per e-mail als volgt gereageerd:

“Helaas zie ik geen substantiële toenadering van uw zijde; wij zullen de Voorzieningenrechter laten beslissen.”

2.5 Ter zitting van 26 juli 2016 zijn door verweerder pleitaantekeningen voorgedragen. Daarin komen – voor zover van belang – de volgende passages voor:

Voornoemde was voor mij reden om J. nogmaals tot intrekking van de dagvaarding te bewegen, dit middels mijn mailbericht d.d. 25 juli jl. waarbij M. (onverplicht) voor zoveel mogelijk tegemoet kwam aan alle eisen van J. (…). De tegemoetkoming van M. bestond dan ook uit het volgende:

• Bijgaand de (kosteloze) tokens van de (enige) twee door cliënte gehouden domeinnamen (…)’

• Cliënte heeft reeds (ieder) gebruik van die domeinnamen, zo ook het gebruik van de handelsnaam ‘J’ gestaakt en zal dat gestaakt houden;

• Voor cliënte dient tevens te worden gelezen ‘enige aan haar gelieerde ondernemingen c.q. haar bestuurders’;

• Cliënte zal geen domeinnamen met de handelsnaam ‘J.’ of daarmee overeenstemmende domein- en handelsnamen registreren;

• De door u genoemde website was reeds dit weekend ‘uit de lucht’. U en ik weten dat er enige tijd overheen gaat eer de ‘website’ daadwerkelijk niet meer oproepbaar is.”

2.6 Klager heeft ter zitting tweemaal nadrukkelijk bezwaar gemaakt tegen het citeren door verweerder uit de correspondentie en expliciet melding gemaakt van het feit dat klager de deken zou informeren vanwege schending van gedragsregels 12 en 13.

2.7 Naar aanleiding van de gang van zaken ter zitting heeft klager nog dezelfde dag een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij tijdens de mondelinge behandeling op 26 juli 2016 de rechter verslag heeft gedaan van de schikkingsonderhandelingen die op 25 juli 2016 hadden plaatsgevonden, althans van de van die dag gewisselde confraternele correspondentie.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna zo nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 De raad stelt voorop dat ter beoordeling uitsluitend voorligt de klacht zoals die aan de deken te Rotterdam is voorgelegd. De door verweerder tegen klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam ingediende klacht maakt van de beoordeling door de raad geen onderdeel uit. Op de daarop betrekking hebbende stellingen van partijen zal dan ook geen acht worden geslagen.

5.2 Naar het oordeel van de raad geeft de e-mail van verweerder van 25 juli 2016 te 13.02 uur (en de daarop volgende van klager van 16.10 uur) zonder meer blijk van schikkingsonderhandelingen in de zin van gedragsregel 13. Daarover mag zonder toestemming van de wederpartij niets worden medegedeeld aan de rechter. Klager heeft onweersproken gesteld verweerder ter zitting tot tweemaal toe te hebben gewaarschuwd geen mededelingen over het schikkingsoverleg te doen. Desondanks heeft hij zijn pleitnota voorgedragen. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

5.3 Ten overvloede overweegt de raad nog dat wanneer de inhoud van de

e-mail(s) van 25 juli 2016 niet als schikkingsonderhandelingen zouden kunnen worden aangemerkt, dit het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerder niet zou wegnemen. Vaststaat immers dat door hem geciteerd is uit confraternele correspondentie terwijl daarover geen overleg met klager en/of de deken heeft plaatsgevonden. Aldus is door verweerder (tevens) in strijd gehandeld met gedragsregel 12.

5.4 Gelet op het voorgaande is de klacht naar het oordeel van de raad gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Alles overziend acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Aangezien de klacht gegrond wordt verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2 De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze proceskosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 25,- aan reiskosten.

7.3 De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze proceskosten worden vastgesteld op EUR 1.000,- en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van berisping op;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50,- aan klager;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 25,- aan klager;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. P.J.E.M. Nuiten en M.G. van den Boogerd, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 augustus 2017.

Deze beslissing is in afschrift op 28 augustus 2017 verzonden.