ECLI:NL:TADRSGR:2017:154 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-1085/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2017:154 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-08-2017 |
Datum publicatie: | 31-08-2017 |
Zaaknummer(s): | 16-1085/DH/RO |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. Klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 28 augustus 2017
in de zaak 16-1085/DH/RO
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 20 januari 2017 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij e-mailberichten van 7 en 11 juli 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 24 november 2016 met kenmerk R 2016/90 ml/mb, door de raad ontvangen op 25 november 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 20 januari 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 20 januari 2017 is verzonden aan klager.
1.4 Bij e-mailbericht van 23 januari 2017 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 26 juni 2017 in aanwezigheid van verweerder. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 23 januari 2017 en zijn e-mail met bijlage van 15 april 2017.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Klager was één van de gedaagden in een door G. B.V. aangespannen procedure. Verweerder heeft klager in die procedure op toevoegingsbasis bijgestaan.
2.2 De Rechtbank Rotterdam heeft op 4 september 2013 tussenvonnis gewezen in de bij randnummer 2.1 genoemde procedure. Op 4 juni 2014 heeft diezelfde rechtbank eindvonnis gewezen.
2.3 Verweerder heeft op 30 juli 2014 hoger beroep aangetekend tegen beide vonnissen en een dagvaarding in hoger beroep uitgebracht aan de curator in het faillissement van G. B.V. om te verschijnen op een zitting op 9 september 2014 bij het Gerechtshof Den Haag.
2.4 Op 31 juli 2014 heeft verweerder klager per e-mail bericht dat zijn kantoor vanwege een gebrek aan vertrouwen niet langer voor klager zou optreden. Verweerder heeft klager in dat bericht tevens aangeraden om zich tot een ander advocatenkantoor te wenden.
2.5 Bij e-mailberichten van 5 en 18 augustus 2014 hebben een kantoorgenote van verweerder respectievelijk zijn secretaresse klager geadviseerd om zich tot een nieuwe advocaat te wenden, zodat de dossiers aan die advocaat konden worden overgedragen.
2.6 Verweerder heeft klager op de eerst dienende dag van het hoger beroep, te weten op 9 september 2014, opnieuw gewezen op het belang van het spoedig inschakelen van een nieuwe advocaat.
2.7 De betreffende dossiers zijn op 15 september 2014 per aangetekende post overgedragen aan de nieuwe advocaat van klager.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.
Klager verwijt verweerder dat hij in het verleden werkzaamheden heeft geweigerd, dat daaruit problemen zijn voortgekomen en dat daaruit schade is voortgevloeid. Voorts zou verweerder momenteel zijn verzekering blokkeren om tot een goede afwikkeling van de door klager geleden schade te komen.
De fouten en het wanbeleid van verweerder omvatten volgens klager:
a) het ongeoorloofd en onbesproken intrekken van een hoger beroep bij het Gerechtshof Den Haag;
b) het niet meer komen opdagen bij comparities;
c) het in de zaken van klager onvoldoende schriftelijk verweer voeren, zonder voorafgaande melding;
d) bedreiging met de natuurlijke persoon [naam].
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.2 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. P.J.E.M. Nuiten en M.G. van den Boogerd, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 augustus 2017.
Deze beslissing is in afschrift op 28 augustus 2017 verzonden.