ECLI:NL:TADRSGR:2016:83 Raad van Discipline 's-Gravenhage 15-687/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2016:83
Datum uitspraak: 18-04-2016
Datum publicatie: 09-06-2016
Zaaknummer(s): 15-687/DH/RO
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Niet voldoen
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Dekenbezwaar. Het dekenbezwaar houdt in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door zowel in 2013 als in 2014 niet te voldoen aan de (destijds geldende) Verordening op de vakbekwaamheid en dat verweerder bovendien heeft aangekondigd dat hij ook in 2015 niet zou voldoen aan zijn verplichtingen neergelegd in artikel 4.4 van de Verordening op de advocatuur. De raad oordeelt als volgt. Vaststaat dat verweerder in 2013, 2014 en 2015 respectievelijk 0, 28 en 2 opleidingspunten heeft gehaald en aldus niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit de Verordening op de vakbekwaamheid, danwel de Verordening op de advocatuur, zodat de raad het bezwaar van de deken gegrond acht. Dat verweerder voornemens is om zich te laten schrappen van het tableau en formeel geen of weinig zaken meer behandelt doet hieraan niet af. Zolang een advocaat praktiseert, dient hij zich aantoonbaar te blijven bekwamen in kennis en vaardigheden. Maatregel: berisping, veroordeling proceskosten EUR 1000 t.g.v. NOvA.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 18 april 2016 in de zaak 15-687/DH/RO

naar aanleiding van het dekenbezwaar van:

de deken

ambtshalve

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 14 december 2015 met kenmerk R 2015/116 rm, door de raad ontvangen op 15 december 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam een bezwaar tegen verweerder ingediend.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 februari 2016 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de genoemde brief van de deken aan de raad;

- de stukken 1 tot en met 3, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Verweerder is sinds 25 april 1979 ingeschreven als advocaat en werkzaam in het arrondissement [plaatsnaam].

2.2 Blijkens de individuele opgave van verweerder in het kader van de Centrale Controle Verordeningen (hierna: CCV) heeft verweerder in 2013 geen enkele opleidingspunt behaald.

2.3 Verweerder diende in 2014 40 in plaats van 20 opleidingspunten te behalen omdat hij in 2013 geen opleidingspunten behaald had.

2.4 Verweerder heeft blijkens zijn individuele opgave in het kader van CCV 2014 in dat jaar 28 opleidingspunten behaald.

2.5 Bij e-mailbericht van 30 oktober 2015 heeft een medewerkster van het stafbureau van de Orde van Advocaten verweerder gevraagd of hij in 2015 het tekort aan opleidingspunten in 2013 en 2014 in het jaar 2015 verwachtte te compenseren.

2.6 Bij e-mailbericht van 17 november 2015 heeft verweerder deze medewerkster geantwoord dat hij verwachtte in 2015 8 opleidingspunten te behalen.

2.7 Op 17 november 2015 heeft de medewerkster verweerder meegedeeld dat een dekenbezwaar wordt ingediend indien een advocaat twee jaren achter elkaar niet voldoet aan de opleidingsverplichting.

2.8 Bij brief van 27 november 2015 heeft de deken verweerder bericht dat hij er niet aan ontkwam om een ambtshalve dekenbezwaar in te dienen gelet op het feit dat verweerder twee jaren achter elkaar niet de benodigde opleidingspunten had behaald.

3 KLACHT

3.1 Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door zowel in 2013 als in 2014 niet te voldoen aan de (destijds geldende) Verordening op de vakbekwaamheid en dat verweerder bovendien heeft aangekondigd dat hij ook in 2015 niet zou voldoen aan zijn verplichtingen neergelegd in artikel 4.4 van de Verordening op de advocatuur.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft erkend dat hij in 2013 geen opleidingspunten heeft gehaald en in 2014 te weinig, omdat hij meermalen vroegtijdig is vertrokken bij een meerdaagse cursus. Bovendien heeft verweerder ter zitting aangegeven dat hij in 2015 slechts 2 opleidingspunten heeft behaald.

4.2 Verweerder heeft voorts ter zitting aangegeven dat hij tot en met 2012 altijd zijn opleidingspunten heeft behaald en dat er door omstandigheden sinds 2013 de klad in is gekomen. Verder heeft hij kenbaar gemaakt dat hij nu weliswaar nog formeel een aantal zaken onder zich heeft, maar dat hij voornemens is zijn werkzaamheden als advocaat neer te leggen en zich per 1 juli 2016 te laten schrappen van het tableau.

5 BEOORDELING

5.1 Ingevolge - het in de jaren 2013 en 2014 geldende - artikel 3 van de Verordening op de vakbekwaamheid en het huidige artikel 4.4 van de Verordening op de advocatuur dient iedere advocaat na het afronden van zijn stage ieder kalenderjaar tenminste 20 opleidingspunten te behalen.

5.2 Vaststaat dat verweerder in 2013, 2014 en 2015 respectievelijk 0, 28 en 2 opleidingspunten heeft gehaald en aldus niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit de Verordening op de vakbekwaamheid, danwel de Verordening op de advocatuur, zodat de raad het bezwaar van de deken gegrond acht. Dat verweerder voornemens is om zich te laten schrappen van het tableau en formeel geen of weinig zaken meer behandelt doet hieraan niet af.

6 MAATREGEL

6.1 Met betrekking tot de aan verweerder op te leggen maatregel overweegt de raad als volgt. Het verwijt dat verweerder treft is een ernstig verwijt. Zolang een advocaat praktiseert, dient hij zich aantoonbaar te blijven bekwamen in kennis en vaardigheden. Nu verweerder dit drie jaren op rij niet heeft gedaan acht de raad het opleggen van een berisping passend en geboden.

7 KOSTENVEROORDELING

7.1. Aangezien de klacht gegrond is verklaard en een maatregel is opgelegd, ziet de raad aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000,00 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald.

BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart het dekenbezwaar gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van berisping op;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van

€ 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten op rekeningnummer IBAN: NL85INGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten onder vermelding van “Raad van Discipline in het ressort Den Haag, beslissing 15-687/DH/RO”;

- bepaalt dat bovenbedoeld bedrag wordt voldaan binnen één maand na het onherroepelijk worden van deze beslissing.

Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, J.J. van der Gouw en R. de Haan, leden, bijgestaan door mr. A.H. Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 april 2016.

Griffier Voorzitter

Mededelingen van de griffier ter informatie.

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 19 april 2016

verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus bezorgd kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d. Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

Tegelijkertijd met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl