ECLI:NL:TADRSGR:2016:64 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4772/15.82

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2016:64
Datum uitspraak: 21-03-2016
Datum publicatie: 08-04-2016
Zaaknummer(s): R. 4772/15.82
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verwijten dat verweerster: a) geheime overleggen heeft gevoerd met de IND, b) meer de belangen van de wederpartij heeft gediend dan de belangen van klager, c) negatieve uitspraken over klager en diens echtgenote heeft gedaan, d) heeft ontkend dat klager betalingen aan verweerster heeft verricht, en e) ten onrechte beslag heeft laten leggen. Klachtonderdelen a) t/m d) zijn ongegrond, nu klager zijn stellingen naar aanleiding van de gemotiveerde betwisting door verweerster niet nader heeft onderbouwd. Het in deze klachtonderdelen gestelde is niet komen vast te staan. Ten aanzien van klachtonderdeel e) overweegt de raad dat vaststaat dat verweerster lopende het verzet de deurwaarder in haar bericht van 13 november 2014 de opdracht heeft gegeven om over te gaan tot het leggen van beslag, welk beslag ook onder UWV gelegd is. Vaststaat dat in verband met het nog lopende verzet bij de rechtbank nog geen beslag gelegd had mogen worden aangezien de beschikking van de president van de rechtbank niet uitvoerbaar bij voorraad was. Verweerster heeft door de deurwaarder opdracht te geven beslag te leggen – ondanks dat zij wist van het verzet –, niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Daaraan doet niet af dat klager geen schade zou hebben geleden, zoals verweerster heeft gesteld maar klager heeft betwist. Derhalve is dit klachtonderdeel gegrond. Maatregel: enkele waarschuwing.

Beslissing van 21 maart 2016

in de zaak R. 4772/15.82

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 30 april 2015 met kenmerk K344 2014 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 januari 2016 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.2 Op 31 oktober 2013 heeft verweerster de behandeling van het dossier van klager van mr. C overgenomen. Verweerster heeft klager bijgestaan in een bezwaarprocedure bij IND betreffende een afwijzing van een aanvraag voor een machtiging voorlopig verblijf en een procedure tegen afwijzing van een visumaanvraag kort verblijf. Het betrof een door klager voor zijn echtgenote aangevraagde machtiging tot voorlopig verblijf.

2.3 Verweerster heeft klager op 7 maart 2014 bijgestaan tijdens een hoorzitting bij de IND te 's-Hertogenbosch.

2.4 Bij beslissing van 8 april 2014 heeft het Ministerie van Veiligheid en Justitie het bezwaar ongegrond verklaard.

2.5 Nadat het bezwaar ongegrond werd verklaard heeft verweerster op verzoek van klager een beroepschrift tegen de beslissing op bezwaar ingediend.

2.6 Op 6 juni 2014 is het beroep behandeld bij de Rechtbank Den Bosch, waarbij verweerster klager heeft bijgestaan.

2.7 Het beroep is afgewezen.

2.8 In verband met het uitblijven van betaling van diverse verschuldigde eigen bijdragen heeft verweerster de president van de rechtbank op basis van artikel 38 lid 4 Wet op de Rechtsbijstand verzocht om vaststelling van haar declaratie.

2.9 Bij beslissing van 30 september 2014 is het verzoek van verweerster toegewezen.

2.10 Op 6 oktober 2014 heeft verweerster de deurwaarder de benodigde stukken toegestuurd en verzocht de beslissing van de rechtbank aan klager te betekenen en tot inning over te gaan.

2.11 Op 10 oktober 2014 heeft klager verzet aangetekend.

2.12 Op 13 november 2014 heeft verweerster de deurwaarder verzocht beslag te leggen en onder meer geschreven:

"Hierbij deel ik u mee dat er beslag kan worden gelegd met betrekking tot de beschikking die reeds is betekend in de bovengenoemde zaak. Echter, uit mijn administratie is gebleken dat de bedragen omlaag bijgesteld dient te worden. [Klager] heeft namelijk een gedeelte van één van de nota's voldaan."

2.13 Op 20 november 2014 is onder het UWV beslag gelegd op de uitkering van klager.

2.14 Op 20 november 2014 heeft de mondelinge behandeling bij de rechtbank plaatsgevonden naar aanleiding van het verzet van klager.

2.15 Bij e-mailbericht van 2 december 2014 heeft de deurwaarder verweerster om opheldering gevraagd aangezien hem na de beslaglegging gebleken was dat het verzet tegen de beslissing van de rechtbank nog niet afgewikkeld was en de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard was.

2.16 Op 2 december 2014 heeft verweerster de deurwaarder telefonisch meegedeeld dat het verzet inderdaad nog liep. Daarop heeft de deurwaarder dezelfde dag het beslag opgeheven.

2.17 Bij beschikking van 4 december 2014 heeft de Rechtbank Den Haag naar aanleiding van het verzet de declaratie naar beneden bijgesteld op een bedrag van € 207,00.

2.18 Bij brief van 8 december 2014 heeft klager bij de deken een klacht ingediend tegen verweerster.

2.19 Op 23 december 2014 heeft klager het bedrag van € 207,00 voldaan.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klager verwijt verweerster onder meer dat zij:

a) geheime overleggen heeft gevoerd met de IND;

b) meer de belangen van de wederpartij heeft gediend dan de belangen van klager;

c) negatieve uitspraken over klager en diens echtgenote heeft gedaan;

d) heeft ontkend dat klager betalingen aan verweerster heeft verricht;

e) ten onrechte beslag heeft laten leggen.

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft altijd de belangen van haar cliënt behartigd. De zaak is juridisch en inhoudelijk correct behandeld. Zij heeft geen negatieve uitspraken gedaan over de echtgenote van klager of over klager zelf. Wel heeft zij wachtende op de gang in de Rechtbank Den Bosch met klager een informeel gesprek gevoerd over hoe alles zo gelopen was.

4.2 Klager heeft geen andere betalingen gedaan dan door verweerster geadministreerd. Omdat klager ondanks herhaalde toezeggingen niet overging tot betaling, was verweerster genoodzaakt om zich te wenden tot de president van de rechtbank om haar declaratie te laten vaststellen. Na de verkregen beschikking heeft zij de deurwaarder verzocht om een bevel tot betaling te laten uitgaan. Daarop heeft klager verzet aangetekend. Er is op een gegeven moment een miscommunicatie ontstaan tussen de deurwaarder en verweerster. De deurwaarder had nog niet tot het leggen van beslag mogen overgaan gelet op het nog lopende verzet. Op het moment dat duidelijk was dat er toch al beslag gelegd was, is het beslag aanstonds opgeheven. Klager heeft geen nadeel ondervonden van het gelegde beslag.

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdelen a) t/m d)

5.2 Klager heeft zijn stellingen naar aanleiding van de gemotiveerde betwisting door verweerster niet nader onderbouwd. Het in de klachtonderdelen gestelde is niet komen vast te staan.

5.3 Deze klachtonderdelen zijn derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel e)

5.4 Vaststaat dat verweerster lopende het verzet de deurwaarder in haar bericht van 13 november 2014 de opdracht heeft gegeven om over te gaan tot het leggen van beslag, welk beslag ook onder UWV gelegd is.

5.5 Vaststaat dat in verband met het nog lopende verzet bij de rechtbank nog geen beslag gelegd had mogen worden aangezien de beschikking van de president van de rechtbank niet uitvoerbaar bij voorraad was.

5.6 Verweerster heeft door de deurwaarder opdracht te geven beslag te leggen – ondanks dat zij wist van het verzet –, niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

5.7 Aan het voorgaande doet niet af dat klager geen schade zou hebben geleden, zoals verweerster heeft gesteld maar klager heeft betwist.

5.8 Het klachtonderdeel is gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Gelet op het gegrond bevonden klachtonderdeel acht de raad na te vermelden maatregel passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klachtonderdelen a t/m d ongegrond;

- verklaart klachtonderdeel e gegrond;

- legt aan verweerster de maatregel op van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, J.J. van der Gouw, R. de Haan, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 maart 2016.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 22 maart 2016 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan, ten aanzien van de klachtonderdelen a t/m d, hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan, ten aanzien van de klachtonderdeel e, hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerster

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088-2053777 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl