ECLI:NL:TADRSGR:2016:6 Raad van Discipline 's-Gravenhage 15-686/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2016:6
Datum uitspraak: 19-01-2016
Datum publicatie: 11-02-2016
Zaaknummer(s): 15-686/DH/RO
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Ontvankelijkheid van de klacht. Klager heeft bij alle klachtonderdelen geen rechtstreeks belang. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Voorzittersbeslissing van 19 januari 2016

in de zaak 15-686/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:  

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 11 december 2015 met kenmerk R 2015/113 ml, door de raad ontvangen op 14 december 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.1    Klager heeft een onderneming verkocht aan de heer A. A. heeft klager een gedeelte van het verschuldigde bedrag betaald, waarna voor klager voor het verschil nog een vordering op A. resteerde. Vervolgens is deze vordering gecedeerd aan de heer O.

1.2    De afspraak tussen klager en O. was dat zij na het incasseren van deze vordering, ieder de helft van de opbrengst zouden krijgen.

1.3    Verweerder is, als advocaat van O., een procedure gestart tegen A. De rechtbank Amsterdam heeft de vordering bij vonnis van 24 juli 2013 toegewezen. Dit betekent dat A. het openstaande geldbedrag aan O. moet betalen.

1.4    Het vonnis van de rechtbank Amsterdam is vervolgens overgedragen aan meerdere deurwaarders teneinde het vonnis te executeren.

De deurwaarders is gebleken dat er ten aanzien van A. geen mogelijkheden waren om beslag te leggen en dat er evenmin verhaalsmogelijkheden waren.

1.5    Doordat A. niet aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, hebben noch klager noch O. geld ontvangen.

1.6    Bij brief van 25 juni 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij:

a.    er niet voor heeft gezorgd dat klager (een deel van) het bedrag heeft gekregen waar hij op grond van de afspraak met O. recht op had;

b.    na ontvangst van het vonnis de zaak niet serieus heeft genomen, omdat A. en verweerder het geschil samen in de moskee hebben opgelost;

c.    heeft nagelaten een klacht tegen de deurwaarder(s) in te dienen.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft gesteld dat klager geen cliënt van hem is en dat ook nooit is geweest. Klager werd bijgestaan door mrs. D. en B., advocaten te Amsterdam.

3.2    Verder heeft verweerder gewezen op de correspondentie die is gevoerd met mr. B. Uit deze stukken wordt duidelijk dat klager verweerder telefonisch en per e-mail heeft lastiggevallen en dat klager verweerder heeft bedreigd en valse beschuldigingen jegens hem heeft geuit.

3.3    Verweerder stelt zich nadrukkelijk op het standpunt dat hij geen fouten heeft gemaakt. Hij ontkent dat er sprake was van samenspanning tussen hem en A.

4    BEOORDELING

4.1    Het klachtrecht zoals is neergelegd in de Advocatenwet, is slechts bedoeld voor personen die door een handelen of nalaten van een advocaat rechtstreeks in hun belangen zijn of kunnen worden getroffen.

4.2    Uit de stukken in het dossier kan worden afgeleid dat klager heeft geklaagd tegen de advocaat van O., die op zijn beurt een vordering heeft op A. Klager is slechts zijdelings betrokken bij deze zaak, doordat hij met O. heeft afgesproken om de opbrengst te delen. Hoewel klager als betrokken partij een zeker belang heeft bij de door hem ingediende klacht, beperkt dit zich tot een te zeer afgeleid belang.

4.3    De voorzitter is dan ook van oordeel dat klager bij alle drie de klachtonderdelen, geen rechtstreeks belang heeft als bedoeld in de Advocatenwet. Deze klachtonderdelen zijn, ongeacht de vraag of deze feitelijke grondslag hebben, reeds daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. N.M. van Trijp als griffier op 19 januari 2016.

Griffier     Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 20 januari 2016 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager   

en per gewone post aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen 30 dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85491, 2508 CD Den Haag (fax: 088-2053707). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 30 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.