ECLI:NL:TADRSGR:2016:39 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4733/15.43

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2016:39
Datum uitspraak: 08-02-2016
Datum publicatie: 04-03-2016
Zaaknummer(s): R. 4733/15.43
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verwijt dat verweerster een bezwaarschrift namens klager niet tijdig heeft ingediend. Verweerster had aanvankelijk aan klager de vraag voorgelegd of hij een bezwaarschriftprocedure wilde voeren, mede omdat daaraan kosten voor klager waren verbonden. Op dat verzoek had verweerster geen reactie ontvangen. Zij heeft op de laatste dag geprobeerd met een pro forma bezwaar de termijn te redden, maar heeft het per fax ingediend, welke fax niet is aangekomen. Het pro forma bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard. De raad oordeelt dat de klacht dat verweerster is tekortgeschoten in de behartiging van klagers belangen ongegrond is.

Beslissing van de Raad van Discipline

in het ressort Den Haag van 8 februari 2016

in de zaak R. 4733/15.43

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 21 oktober 2014 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 18 februari 2015, door de raad ontvangen op 19 februari 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 december 2015 in aanwezigheid van verweerster, die werd bijgestaan door mr. F., advocaat te Amsterdam. Klager is niet ter zitting verschenen. Klager heeft naar aanleiding van de oproep voor de zitting bericht van afwezigheid gestuurd. Mr. F. heeft een pleitnota overgelegd. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    In 2012 heeft verweerster klager bijgestaan in een geschil met zijn voormalige werkgever, een universiteit, betreffende de teruggaaf van persoonlijke eigendommen van klager na het einde van diens arbeidsverhouding met de universiteit.

2.2    Bij brief van 24 mei 2012 heeft de universiteit een verzoek van klager tot erkenning van aansprakelijkheid voor door hem gestelde schade afgewezen. Tegen dit besluit was gedurende zes weken na de toezending ervan bezwaar mogelijk.

2.3    Bij e-mail van 25 mei 2012 heeft verweerster de beslissing van 24 mei 2012 aan klager toegezonden, waarbij zij hem heeft geïnformeerd over de bezwaartermijn en hem heeft verzocht mee te delen of verweerster opdracht kreeg om het bezwaar in te dienen. Naar aanleiding van deze e-mail heeft verweerster geen reactie of opdracht van klager ontvangen.

2.4    Bij brief van 5 juli 2012 heeft verweerster namens klager op nader aan te voeren gronden bezwaar gemaakt bij het College van Bestuur van de universiteit.

Verweerster heeft getracht de brief op 5 juli 2012 per fax aan de universiteit te verzenden en heeft het bezwaarschrift eveneens op 5 juli 2012 met haar koeriersdienst verzonden.

2.5    De verzending per fax is niet gelukt, omdat de universiteit een onjuist faxnummer in het primaire besluit had vermeld.   

Op het per koeriersdienst verzonden exemplaar is geen poststempel van TNT Post geplaatst (zodat artikel 6:9, lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is).

2.6    Bij beslissing van 16 oktober 2012 heeft de universiteit het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard.

2.7    Tegen de niet-ontvankelijkverklaring heeft verweerster namens klager beroep ingesteld bij de rechtbank. Deze heeft bij uitspraak van 20 maart 2013 het beroep ongegrond verklaard.

2.8    Klager heeft de interne klachtprocedure van het kantoor van verweerster doorlopen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij is tekort geschoten in de behartiging van klagers belangen nu zij te laat bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van de universiteit van 24 mei 2012.

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.   

5.2    Voorop dient te staan dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt – te voeren beleid een ruime vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel slechts geïndiceerd kan zijn indien sprake is van enig handelen van de advocaat in strijd met de zorg die hij behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij behartigt of behoort te behartigen.

Voorts is van belang de regel dat de advocaat die bemerkt dat hij tekort is geschoten in de behartiging van de belangen van zijn cliënt, zijn cliënt op de hoogte moet stellen en hem, zondig, moet adviseren om onafhankelijk advies te vragen.   

5.3    Ter zitting heeft verweerster haar verweer nader onderbouwd met een verwijzing naar een e-mail van haar van 25 mei 2012 aan klager. Volgens verweerster heeft zij klager daarbij de beslissing van de universiteit doorgemaild met vermelding dat hij zes weken de tijd had om bezwaar te maken. Ook heeft verweerster vermeld dat in bezwaar gaan een nieuwe procedure zou betekenen en dat klager de kosten van dat bezwaar zelf op basis van het uurtarief van verweerster zou moeten betalen. Dit hield, aldus verweerster, verband met het feit dat verweerder gelet op zijn inkomen in het peiljaar en in 2012 niet meer voor een toevoeging in aanmerking kwam.     

Verweerster heeft verder aangevoerd dat klager per antwoordmail van dezelfde dag heeft laten weten dat hij erover na zou denken. Daarna kwam er geen enkele reactie van klager en heeft klager verweerster geen opdracht gegeven om het bezwaar in te dienen. Verweerster heeft, om voor klager de mogelijkheid van bezwaar niet verloren te laten gaan, haars inziens onverplicht, middels een pro forma bezwaar geprobeerd de termijn veilig te stellen. Zij heeft klager na de mislukte faxverzending over de naar verwachting te late indiening van het pro forma bezwaar geïnformeerd.

5.4    De hiervoor vermelde nadere onderbouwing van het verweer is niet weersproken. Klager is, zoals hiervoor is vermeld, niet ter zitting verschenen.

5.5    Naast hetgeen hiervoor is vermeld, blijkt uit het dossier dat verweerster, na de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar en in overleg met klager, voor klager in een procedure bij de rechtbank heeft getracht de niet-ontvankelijkverklaring aan te vechten. Verweerster heeft klager voor die procedure geen honorarium berekend en klager heeft enkel het griffierecht betaald.   

Verweerster heeft voorts de kwestie bij haar beroepsaansprakelijkheids-verzekeraar als mogelijke claim gemeld. Dat verweerster dit laatste niet aanstonds heeft gedaan acht de raad begrijpelijk nu niet gesteld of gebleken is dat klager verweerster aansprakelijk heeft gesteld voor schade. Overigens heeft verweerster terecht aangevoerd dat het aspect van melding bij de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar geen onderdeel van de klacht uitmaakt.

5.6    Naar aanleiding van het verweer overweegt de raad dat, na het bericht van klager van 25 mei 2012 in antwoord op de e-mail van verweerster van dezelfde datum aan hem, het aan klager was om aan verweerster zijn beslissing ten aanzien van het al dan niet indienen van een bezwaarschrift, waaraan voor klager kosten waren verbonden, mee te delen. Verweerster heeft onbetwist aangevoerd dat zij geen bericht van klager heeft ontvangen, hoewel zij in de periode na 25 mei 2012 nog een of meer e-mails aan klager heeft gezonden. Dat klager verweerster opdracht heeft gegeven om het bezwaar in te dienen is niet gebleken.   

Voorts neemt de raad in aanmerking dat verweerster heeft getracht de termijn van bezwaar te sauveren door het indienen van een pro forma bezwaar. Dat dit bezwaar niet op de juiste wijze tijdig is ingediend is, zoals verweerster heeft erkend, in beginsel voor haar risico.    

Ten slotte neemt de raad in aanmerking dat verweerster in overleg met klager heeft getracht de niet-ontvankelijkverklaring van het pro forma bezwaar ongedaan te maken door het voeren van een procedure bij de rechtbank onder de condities zoals hiervoor is vermeld.   

Dit alles overwegende komt de raad tot het oordeel dat verweerster niet kan worden verweten dat zij zich niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

Dit brengt mee dat de klacht ongegrond is.

6    BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. T. Hordijk, J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 februari 2016.

Griffier    Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 10 februari 2016 verzonden aan:

-    klager

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten Den Haag

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-    klager

-    verweerster

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement [plaats]

-    de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Indien hoger beroep wordt ingesteld, moet dit binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing gebeuren door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3770 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl