ECLI:NL:TADRSGR:2016:30 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-013/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2016:30 |
---|---|
Datum uitspraak: | 09-02-2016 |
Datum publicatie: | 01-03-2016 |
Zaaknummer(s): | 16-013/DH/DH |
Onderwerp: | Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht niet-ontvankelijk, want ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager kennis heeft genomen van het handelen waarop de klacht betrekking heeft. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 9 februari 2016
in de zaak 16-013/DH/DH
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 4 januari 2016 met kenmerk K183 2015 sh/ksl, door de raad ontvangen op 7 januari 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Klaagster was in 2012 verwikkeld in een echtscheidingsprocedure.
1.2 Uit een door klaagster ondertekende opdrachtbevestiging blijkt dat zij verweerder op 22 mei 2012 opdracht heeft gegeven om haar in deze procedure bij te staan als advocaat.
1.3 Bij brieven van 18 juni 2015 en 10 juli 2015 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij (seksueel) misbruik van klaagster zou hebben gemaakt in een periode die voor klaagster emotioneel en zwaar was.
3 VERWEER
3.1 Verweerder stelt zich op het standpunt dat, gelet op het tijdsverloop, de klacht niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Daarnaast was verweerder met klaagster overeengekomen dat geschillen aan de Geschillencommissie zouden worden voorgelegd. Hoewel klaagster dit wel heeft gedaan, is haar dossier gesloten omdat niet aan de formele vereisten was voldaan.
Door aldus te handelen heeft klaagster haar klaagrecht verspeeld.
4 BEOORDELING
4.1 Gelet op artikel 46g lid 3 van de Advocatenwet wordt een klacht die wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop een klager kennis heeft genomen, althans redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft,
niet-ontvankelijk verklaard.
4.2 Uit de stukken in het dossier kan worden afgeleid dat het vermeende misbruik zich in mei 2012 moet hebben afgespeeld. Vanaf dat moment is de driejaarstermijn gaan lopen. Klaagster heeft haar klacht in juni 2015 ingediend. Tussen het moment waarop het vermeende misbruik zou hebben plaatsgevonden en het moment van het indienen van de klacht, waren derhalve reeds meer dan drie jaren verstreken. Gelet daarop moet de klacht niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.3 Ook als klaagster bedoelt te stellen dat ook in juni 2012 en daarna nog misbruik heeft plaatsgevonden, dient de klacht, gegeven het tijdsverloop dat jegens verweerder onredelijk lang is, met alle consequenties voor zijn mogelijkheden tot het voeren van verweer vandien, kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4.4 Inhoudelijk wordt ten overvloede nog opgemerkt dat de overgelegde stukken geen aanwijzingen bevatten voor gegrondheid van de klacht.
4.5 Gelet op het vorenstaande verklaart de voorzitter de klacht niet-ontvankelijk wegens het overschrijden van de driejaarstermijn als bedoeld in artikel 46g van de Advocatenwet respectievelijk wegens het overschrijden van de redelijke termijn.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. N.M. van Trijp als griffier op 9 februari 2016.
Griffier Voorzitter
Mededelingen van de griffier ter informatie.
Deze beslissing is in afschrift op 9 februari 2016 verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag.
Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85491, 2508 CD Den Haag (fax: 088-2053707).
Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.
Informatie ook op raadvandiscipline.nl.