ECLI:NL:TADRSGR:2016:24 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4631/14.216

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2016:24
Datum uitspraak: 01-02-2016
Datum publicatie: 01-03-2016
Zaaknummer(s): R. 4631/14.216
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 1 februari 2016

in de zaak R. 4631/14.216

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van 28 oktober 2014 van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder.

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij e-mail van 6 december 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief van 1 oktober 2014 met kenmerk R 2014/80 edl aan de raad, door de raad ontvangen op 2 oktober 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 28 oktober 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 29 oktober 2014 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 9 november 2014, door de raad ontvangen op 11 november 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van 7 december 2014 van de raad in aanwezigheid van verweerder en zijn gemachtigde mr. M. Klager is niet verschenen. Van deze behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van 11 november 2014 van klager.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft klager bijgestaan in verschillende procedures tegen zijn voormalige franchisegevers.

2.3    Verweerder heeft in het najaar van 2013 te kennen gegeven dat zijns inziens sprake was van een vertrouwensbreuk, waarna hij zijn werkzaamheden voor klager heeft beĆ«indigd.

2.4    Klager heeft op 6 september 2013 een klacht ingediend tegen verweerder ziende op inhoudelijke aspecten van diens werkzaamheden. Deze klacht is bij de deken bekend onder nummer B 12/13/196 respectievelijk R. 2014/81 edl.

2.5    Bij e-mail van 6 december 2013 heeft klager de onderhavige klacht tegen verweerder ingediend.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij klager ten onrechte in e-mails verwijt dat hij zich dreigend heeft uitgelaten. Klager meent dat verweerder zich daarmee schuldig maakt aan laster/smaad.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter niet kan verenigen.

4.    BEOORDELING

4.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De Raad van Discipline:

-    verklaart het verzet ongegrond.

 Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-De Bruin, voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 februari 2016.

Griffier    Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 3 februari 2016 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.