ECLI:NL:TADRSGR:2016:166 Raad van Discipline 's-Gravenhage 15-612/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2016:166
Datum uitspraak: 22-08-2016
Datum publicatie: 31-08-2016
Zaaknummer(s): 15-612/DH/DH
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat. De klachtonderdelen zien allen op dezelfde opdracht en hetzelfde feitencomplex als klaagster aan een eerdere klacht ten grondslag heeft gelegd. Dat betekent dat zij al haar bezwaren in het kader van de onderhavige klacht ook toen al naar voren had kunnen en moeten brengen. Gelet hierop is de klacht niet ontvankelijk.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 22 augustus 2016

in de zaak 15-612/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 28 juni 2015 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 30 november 2015 met kenmerk K176 2015 ab/ksl, door de raad ontvangen op 1 december 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 20 juni 2016 in aanwezigheid van klager. Verweerder is – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet verschenen.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van de processtukken, bedoeld in artikel 49, lid 2 Advocatenwet.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    Verweerder heeft klaagster bijgestaan bij de verkoop van een appartement in [plaatsnaam], Frankrijk, welk appartement gedeeltelijk aan klaagster en gedeeltelijk aan haar dochter in eigendom toebehoorde.

2.2    Klaagster heeft op enig moment geweigerd de declaratie van verweerder te betalen, waarna verweerder na overleg met de deken, conservatoir beslag heeft laten leggen op de woning van klaagster.

2.3    Op 16 december 2014 heeft klaagster een klacht tegen verweerder ingediend. Deze klacht is door de voorzitter van de raad bij beslissing van

20 juni 2015 kennelijk ongegrond verklaard. Het verzet van klaagster tegen de voorzittersbeslissing van 20 juni 2015 is bij beslissing van de raad van

1 februari 2016 ongegrond verklaard.

2.4    Bij brief van 28 juni 2015 heeft klaagster zich wederom bij de deken over verweerder beklaagd. Dat is de onderhavige klacht.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a.    klaagster onjuist heeft geïnformeerd over de hoogte van de kosten van zijn werkzaamheden en voor een eenvoudige opdracht EURO 6500,- in rekening heeft gebracht in plaats van het betaalde voorschot van EURO 500,-;

b.    tekort is geschoten in de uitvoering van de opdracht en in plaats daarvan schijnproblemen heeft gecreëerd met de Franse notaris en de daarmee gemoeide werkzaamheden in rekening heeft gebracht;

c.    het ten onrechte heeft doen voorkomen alsof hij problemen had opgelost, terwijl de dochter van klaagster dit had gedaan;

d.    niet is ingegaan op de door klaagster geuite klachten, terwijl hij voor haar klachten wel kosten in rekening heeft gebracht;

e.    heeft geweigerd mee te werken aan expliciete aanwijzingen van de Franse notaris ten behoeve van een geldige eigendomsoverdracht van de woning in [plaatsnaam], maar het eigendom van de woning in strijd met de wettelijke regels zonder wettelijke apostilles heeft willen overdragen;

f.    van 23 mei 2014 tot 29 mei 2014 onbereikbaar voor klaagster is geweest voor het geven van een reactie op haar vragen;

g.    het, naar aanleiding van de weigering van klaagster sinds 23 mei 2014 om een geldige machtiging te tekenen, ten onrechte heeft doen voorkomen alsof hij niet bereikbaar was;

h.    het ondanks de e-mail van klaagster van 22 mei 2014 waarin het rekeningnummer stond vermeld, heeft doen voorkomen alsof hij niet op de hoogte was van het rekeningnummer van klaagster, waarop de koopsom gestort diende te worden;

i.    zich op 28 mei 2014 aan de zaak heeft onttrokken.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    De klachtonderdelen hebben allen betrekking op de handelwijze van verweerder in de periode tot en met 2014 en betreffen dezelfde opdracht en hetzelfde feitencomplex als door klaagster aan haar klacht d.d. 16 december 2014 ten grondslag is gelegd. Dat betekent dat klaagster al haar bezwaren in het kader van de onderhavige klacht, ook toen al naar voren had kunnen – en moeten – brengen.

5.2    Gelet op het voorgaande acht de raad klaagster in haar onderhavige klacht niet ontvankelijk.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klaagster niet ontvankelijk in haar klacht.

Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. R. De Haan, P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma en J.J. van der Gouw, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van

22 augustus 2016.

Griffier    Voorzitter 

Deze beslissing is in afschrift op 22 augustus 2016 verzonden.