ECLI:NL:TADRSGR:2016:149 Raad van Discipline 's-Gravenhage 15-626/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2016:149
Datum uitspraak: 04-07-2016
Datum publicatie: 14-07-2016
Zaaknummer(s): 15-626/DH/RO
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De voorzitter heeft de juiste maatstaf toegepast en de klacht terecht en op juisten gronden kennelijk ongegrond bevonden. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag

van 4 juli 2016

in de zaak 15-626/DH/RO

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 31 december 2015 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 4 juli 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 2 december 2015 met kenmerk R 2015/108 ml, door de raad ontvangen op 3 december 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 31 december 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 8 januari 2016 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 29 januari 2016, door de raad ontvangen op 2 februari 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 23 mei 2016 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 29 januari 2016.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    Klager heeft zich op 27 november 2014 tot verweerder gewend in verband met de mogelijke aansprakelijkstelling van zijn tandarts na een tandheelkundige behandeling.

2.2    Verweerder heeft bij brief van 9 december 2014 de opdracht bevestigd en aangegeven dat de behandeling van de zaak al snel drie tot zes maanden kan vergen.

2.3    Verweerder heeft bij brief van 8 april 2015 aan klager kenbaar gemaakt dat zijn vaste medisch adviseur is gestopt en dat diens vervanger niet beschikbaar is, maar dat verweerder verwacht klager op korte termijn verder te kunnen informeren over een nieuwe tandarts/adviseur. Verweerder heeft bij deze brief tevens aangegeven dat de kans op succes voor wat de aansprakelijkstelling betreft afhangt van het advies van de tandarts/adviseur.

2.4    De nieuwe adviseur heeft bij brief van 26 mei 2015 zijn visie gegeven op de door klager ondergane tandheelkundige behandeling. De deskundige kan nog geen afsluitend advies geven over de zaak; daartoe dient eerst nog nadere informatie ingewonnen te worden bij de behandelend kaakchirurg.

2.5    Verweerder heeft het advies op 11 juni 2015 met klager besproken.

2.6    Bij brief van 16 juni 2015 heeft verweerder aan klager laten weten dat hij vertrouwt op de deskundigheid en onafhankelijkheid van de ingeschakelde adviseur en als klager daar anders over denkt dat het hem vrij staat bij een ander advies in te winnen.

2.7    Bij brief van 4 juli 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij klager niet goed heeft behandeld en acht maanden niets heeft gedaan.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich niet kan verenigen met genoemde beslissing van de voorzitter.

4    VERWEER

Verweerder heeft gemotiveerd betwist dat hij klagers belangen niet naar behoren heeft behartigd. Verweerder heeft betwist dat hij klager niet goed zou hebben behandeld.

5    BEOORDELING

5.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde klachten niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

5.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M.F. Laning, J.G. Colombijn-Broersma, J.J. van der Gouw, R. de Haan, leden, bijgestaan door mr. K.N. Schuurmans-van Erkel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juli 2016.

Griffier    Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 4 juli 2016 verzonden.