ECLI:NL:TADRSGR:2016:139 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-112/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2016:139
Datum uitspraak: 04-07-2016
Datum publicatie: 14-07-2016
Zaaknummer(s): 16-112/DH/RO
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen
Beslissingen:
  • Waarschuwing
  • Kostenveroordeling
Inhoudsindicatie: Klacht advocaat tegen advocaat wederpartij. Verweerster heeft, zonder toestemming van klager, mededeling gedaan over hetgeen tussen beide advocaten is besproken in het kader van de schikkingsonderhandelingen. Klachtonderdeel gegrond. Verweerster heeft, nadat de behandeling door de rechtbank was gesloten en was medegedeeld dat een beslissing zou worden gegeven, inhoudelijke mededelingen gedaan aan de rechtbank, zonder toestemming van klager. klachtonderdeel gegrond. Maatregel: waarschuwing. Veroordeling in griffierecht en kostenveroordeling t.b.v. NOvA.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 4 juli 2016

in de zaak 16-112/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 2 september 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 2 februari 2016 met kenmerk R2016/12 edl, door de raad ontvangen op 3 februari 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 juni 2016 in aanwezigheid van verweerster. Klager is, hoewel daartoe naar behoren opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de in 1.2 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 9 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Klager staat in een procedure terzake beëindiging van het geregistreerd partnerschap de man bij.

2.2 Verweerder staat in deze procedure de vrouw bij.

2.3 Op 20 mei 2015 heeft er een viergesprek plaatsgevonden tussen partijen met als doel het bereiken van een minnelijke schikking.

2.4 Op 2 september 2015 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden bij de Rechtbank Rotterdam. In het proces-verbaal ter zitting staat voor zover hier van belang:

“[verweerster]:

(…) De behoeftigheid van de vrouw is eerder tijdens een viergesprek niet betwist. Er is zelfs een voorstel voor een bijdrage gedaan.”

(…)

“[klager]:

(…) Wat betreft de behoeftigheid wil ik opmerken dat ik [verweerster] heb horen citeren uit de schikkingsonderhandelingen.”

2.5 Voorts heeft de rechtbank tijdens genoemde zitting bepaald dat partijen dienen na te denken over welke deskundige de woningen gaat taxeren, alsmede over welke deskundige de waarde van de onderneming gaat vaststellen. Vervolgens is de behandeling gesloten en medegedeeld dat een beslissing zal worden gegeven.

2.6 Bij brief van 15 september 2015 heeft verweerster de namen van twee deskundigen opgegeven aan de rechtbank en tevens heeft zij de rechtbank het volgende bericht, voor zover hier van belang:

“Behoefte

Op de zitting is gesproken over boodschappen en overige lasten huishouden. Het bedrag ad € 400,- was niet duidelijk in de behoefteberekening. Op dat moment was het mij volledig ontgaan, doch het bedrag ad € 400,- heeft betrekking op kleding en schoenen. Voor boodschappen is een bedrag ad € 500,- opgenomen en voor drogisterij/parfumerie een bedrag ad € 100,- per maand. Ik verzoek u vriendelijk met de kosten voor kleding en schoenen rekening te houden bij het berekenen van de behoefte.

Overige opmerkingen

Voorts wenst de vrouw nog te reageren op wat de man ter zitting naar voren heeft gebracht, nu zij daar niet meer op heeft kunnen reageren. Allereerst maakt zij bezwaar tegen […]”

2.7 De Rechtbank Rotterdam heeft bij brief van 1 oktober 2015 aan klager laten weten dat zij geen acht zal slaan op hetgeen in de brief van verweerster anders dan met betrekking tot de te benoemen deskundigen is aangevoerd.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) tijdens de zitting van 2 september 2015 inhoudelijke mededelingen heeft gedaan over de tussen klager en verweerster gevoerde schikkingsonderhandelingen;

b) klager niet tijdig een afschrift heeft gezonden van de door haar ingediende stukken bij de rechtbank;

c) zich zonder toestemming van klager inhoudelijke tot de rechtbank heeft gewend, ondanks dat de zaak al voor beschikking stond.

3.2 Klager heeft naar aanleiding van het dekenstandpunt van 28 december 2015 aangegeven dat hij enkel de klachtonderdelen a) en c) handhaaft en dat hij ten aanzien van deze punten het klachtdossier verzoekt door te zenden naar de raad.

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft betwist dat zij tijdens de zitting iets heeft medegedeeld over het gevoerde viergesprek. Zij heeft bepleit dat zij enkel heeft aangegeven dat de behoeftigheid toen niet is besproken, waardoor zij er vanuit ging dat dit niet ter discussie stond en ter zitting geen medische stukken hoefde te worden overgelegd teneinde haar cliëntes behoeftigheid aan te tonen.

4.2 Verweerster heeft ter zitting meegedeeld ermee in te stemmen dat de raad klachtonderdeel b) buiten beschouwing laat.

4.3 Ter zitting heeft verweerster verklaard dat zij begrijpt dat geklaagd wordt over onderdeel c). Ter verdediging heeft verweerster aangevoerd dat zij inhoudelijke mededelingen heeft gedaan omdat zij vergeten was een onderdeel te bespreken en omdat haar cliënte na het ‘laatste woord’ van de man heel erg ontdaan was en wilde dat de rechter haar kant van het verhaal te horen zou krijgen.

5 BEOORDELING

5.1 De advocaat komt een grote vrijheid toe de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Die vrijheid mag niet worden beknot ten gunste van de tegenpartij, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze door het optreden van de advocaat zouden worden geschaad.

Ad klachtonderdeel a)

5.2 Uitgangspunt met betrekking tot klachtonderdeel a) is dat omtrent de inhoud van tussen advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen zonder toestemming van de wederpartij aan de rechter geen mededeling mag worden gedaan (vergelijk gedragsregel 13). Het is van belang voor procederende partijen dat over de zaak overleg en onderhandelingen kunnen plaatsvinden, zonder dat zij bevreesd behoeven te zijn dat hetgeen daarbij gezegd, gedaan of geschreven is hen later in de procedure wordt tegengeworpen.

5.3 De raad constateert dat verweerster met haar mededeling zoals weergegeven in paragraaf 2.4 mededeling heeft gedaan over hetgeen tussen beide advocaten is besproken in het kader van de schikkingsonderhandelingen. Daarbij maakt het niet uit of verweerster in plaats van het woord “betwist” het woord “besproken” heeft gebruikt. De raad verwerpt daarmee het gevoerde verweer.

5.4 Het stond verweerster niet vrij zonder voorafgaande toestemming van klager de rechter mede te delen dat de behoeftigheid tijdens het viergesprek niet is betwist/besproken en dat er zelfs een voorstel voor een bijdrage is gedaan. De raad is van oordeel dat verweerster met de inhoud van deze mededeling aan de rechtbank niet heeft gehandeld als een behoorlijk advocaat betaamt, waarmee dit klachtonderdeel gegrond is.

Ad klachtonderdeel b)

5.5 Gelet op het in paragraaf 3.2 weergegeven verzoek van klager, zal de raad – met instemming van verweerster – dit klachtonderdeel niet beoordelen.

Ad klachtonderdeel c)

5.6 De raad stelt ten aanzien van klachtonderdeel c) voorop dat het de advocaat niet geoorloofd is om zich, zonder toestemming van de wederpartij, tot de rechter te wenden nadat om een uitspraak is gevraagd (vergelijk gedragsregel 15 lid 2).

5.7 Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht volgt dat verweerster, nadat de behandeling door de rechtbank was gesloten en was medegedeeld dat een beslissing zou worden gegeven, inhoudelijke mededelingen heeft gedaan aan de rechtbank, zonder toestemming van klager. Hiermee heeft zij niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt, hetgeen gegrondverklaring van dit klachtonderdeel oplevert.

6 MAATREGEL

6.1 Bij het bepalen van de maatregel neemt de raad de aard en de ernst van het tuchtrechtelijk verwijtbare handelen, alsmede de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden in aanmerking.

6.2 Voorts stelt de raad, gelet op hetgeen verweerster ter zitting over de beide klachtonderdelen heeft aangevoerd, vast dat verweerster het verwijtbare van haar handelen niet ten volle in lijkt te zien, hetgeen de raad zorgelijk acht.

6.3 Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden acht de raad het opleggen van na te melden maatregel passend en geboden.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1. Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerster het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2 De raad ziet eveneens aanleiding om verweerster overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer “16-112/DH/RO”.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;

- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van EUR 50 aan klager;

- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. M.F. Laning, J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. K.N. Schuurmans-van Erkel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juli 2016.

Griffier Voorzitter 

Deze beslissing is in afschrift op 4 juli 2016 verzonden.