ECLI:NL:TADRSGR:2016:126 Raad van Discipline 's-Gravenhage 15-575/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2016:126
Datum uitspraak: 20-06-2016
Datum publicatie: 23-06-2016
Zaaknummer(s): 15-575/DH/DH
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond bevonden. Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag

van 20 juni 2016

in de zaak 15-575/DH/DH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 14 december 2015 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 15 juni 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 19 november 2015 met kenmerk K163 2015 dk/cdk, door de raad ontvangen op 20 november 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 14 december 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 15 december 2015 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 6 januari 2016, door de raad ontvangen op 11 januari 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 18 april 2016 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager genoemd bij 1.4.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1    Verweerster heeft in mei 2012 namens haar cliënte een kort geding-procedure aanhangig gemaakt tegen klager.

2.2    Op 9 augustus 2012 heeft verweerster namens haar cliënte beslag laten leggen op twee bankrekeningen en het appartement van klager.

2.3    Verweerster heeft geweigerd mee te werken aan klagers verzoek tot opheffing van de beslagen.

2.4    Op 10 augustus 2012 heeft verweerster namens haar cliënte klager gedagvaard en veroordeling van klager tot betaling van een bedrag aan verweerder ad € 1.106.304,28 gevorderd. De dagvaarding is betekend op een adres in Den Haag.

2.5    Bij arrest van 27 augustus 2013 van het gerechtshof Den Haag zijn voormelde beslagen opgeheven.

2.6    Bij vonnis van 11 oktober 2012 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de cliënte van verweerster er vanuit mocht gaan dat klager voor zaken die betrekking hebben op zijn hoedanigheid van (gewezen) executeur domicilie heeft gekozen te Den Haag.

2.7    Bij brief van 15 juni 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a.    een zaak heeft aangenomen die evident niet rechtvaardig is;

b.    zich schuldig heeft gemaakt aan betrokkenheid bij een poging tot oplichting van klager;

c.    klager op 10 augustus 2012 rauwelijks heeft gedagvaard;

d.    op 9 augustus 2012 onrechtmatig beslag heeft laten leggen op twee bankrekeningen en een appartement van klager;

e.    ten onrechte heeft geweigerd in te stemmen met verlaging van de door klager afgegeven bankgarantie;

f.    heeft gehandeld in strijd met fair play en goede trouw door

1. hem te dagvaarden wetende dat hij in Thailand verblijft waardoor hij vermoedelijk te laat terug zou zijn om verweer te voeren;

2. bij voortduring te laat stukken en nieuwe producties in te dienen zonder dat hij daar verweer tegen kan voeren;

3. bezwaar te maken bij de rechtbank indien hij verweer wenste te voeren tegen de indiening van die stukken en producties;

4. zowel van hem als van andere gedaagden hetzelfde bedrag aan schadevergoeding te vorderen zonder dat in de betreffende dagvaardingen te vermelden en zonder voeging van de procedures te verzoeken;

g.    meerdere valse beschuldigingen jegens klager heeft geuit;

h.    onjuiste informatie heeft verstrekt;

i.    wegens gebrek aan vakkennis ervoor heeft gezorgd dat de procedure onnodig lang duurde;

j.    haar cliënt ten onrechte op basis van een toevoeging heeft bijgestaan.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter niet kan verenigen.

4    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond bevonden.

4.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, J.J. van der Gouw en R. de Haan, leden, bijgestaan door mr. K.N. Schuurmans-van Erkel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 juni 2016.

Griffier    Voorzitter