ECLI:NL:TADRSGR:2016:12 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4785/15.95

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2016:12
Datum uitspraak: 25-01-2016
Datum publicatie: 15-02-2016
Zaaknummer(s): R. 4785/15.95
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klacht ruim 30 jaar later ingediend, waarmee de redelijke termijn is overschreden, nu klager ter zake geen rechtvaardigingsgrond heeft aangevoerd die ertoe zou moeten leiden dat zijn belang zwaarder zou wegen dan de rechtszekerheid. De voorzitter heeft de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Verzet ongegrond.

Verzetbeslissing van 25 januari 2016

in de zaak R. 4785/15.95

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 26 mei 2015 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 30 september 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 15 mei 2015 met kenmerk R 2015/46edl, door de raad ontvangen op 18 mei 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 26 mei 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 27 mei 2015 is verzonden aan klager.

1.4    Bij ongedateerde brief, door de raad ontvangen op 4 juni 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 23 november 2015 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager, ontvangen op 4 juni 2015 en van de brieven van klager gedateerd 21 oktober en 23 november 2015, , met bijlagen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    In (of omstreeks) 1984 heeft klager een geschil gekregen met X.

2.3    X werd terzake dit geschil bijgestaan door diverse advocaten van het (toenmalige) kantoor van verweerder, waaronder verweerder zelf.

2.4    Verweerder heeft in 1984 de voorzieningenrechter in de rechtbank Dordrecht verzocht conservatoir beslag te leggen op de bankrekening(en) van klager.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij samen met zijn cliënte heeft aangegeven dat klager een oplichter is en dat klager bepaalde rekeningen niet zou betalen, als gevolg waarvan een gegronde vrees voor verduistering aanwezig was. Klager wenst rechts- en eerherstel.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat hij zich met de beslissing van de voorzitter niet kan verenigen.

4    BEOORDELING

4.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Klager heeft niets aangevoerd op grond waarvan geoordeeld zou kunnen worden dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Dat hij destijds geen advocaat heeft kunnen vinden is in elk geval niet een dergelijke grond. Bijstand van een advocaat is in een klachtprocedure immers niet noodzakelijk en de onderhavige procedure voert klager ook zonder advocaat. Dat klager niet wist dat hij over de advocaat van de wederpartij kon klagen, komt voor zijn eigen rekening en risico en maakt de termijnoverschrijding evenmin verschoonbaar. Datzelfde geldt voor het feit dat hij vasthoudt aan de onjuiste uitleg van de standaardoverweging in het beslagrekest dat er ‘vrees voor verduistering’ bestaat; daarmee is immers niet gezegd dat klager een oplichter zou zijn

4.3    Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden derhalve niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden. 

4.4    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De Raad van Discipline:

-    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.P.J.G. Gőbbels, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, P.S. Kamminga, P.J.E.M. Nuiten en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 januari 2016.

Griffier    Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 26 januari 2016 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.