ECLI:NL:TADRSGR:2016:11 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4809/R.15.12

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2016:11
Datum uitspraak: 25-01-2016
Datum publicatie: 15-02-2016
Zaaknummer(s): R. 4809/R.15.12
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klacht tegen verweerder in hoedanigheid van deken. De aangevoerde gronden slagen niet. De voorzitter heeft de klacht terecht en op juiste gronden deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Verzet ongegrond.

Verzetbeslissing van 25 januari 2016

in de zaak R. 4809/R.15.12

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 15 juli 2015 op de klacht van:

klagers

tegen:

verweerder

in zijn hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten

bij de Hoge Raad der Nederlanden

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 18 december 2014 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 16 juni 2015 met kenmerk R 2015/54 edl, door de raad ontvangen op 17 juni 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 15 juli 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 16 juli 2015 is verzonden aan klagers.

1.4    Bij brief van 28 juli 2015, door de raad ontvangen op 28 juli 2015, hebben klagers, met uitzondering van klager 4, verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 23 november 2015 in aanwezigheid van klager 1 en klager 5. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 28 juli 2015.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van deken verschillende klachten ingediend tegen mr. S., advocaat te [plaatsnaam], alsmede een verzoek tot onmiddellijke schorsing van mr. S. gedaan op basis van artikel 60b van de Advocatenwet.

2.3    Klagers zijn allen cliënt van mr. S.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij in de door hem tegen mr. S. ingediende klachten heeft aangegeven dat hij deze procedures voerde in het vermeende belang van de cliënten van mr. S.. Klagers menen dat het onbehoorlijk is er zonder meer van uit te gaan dat verweerder ongevraagd, dat wil zeggen zonder overleg met de cliënten van mr. S., kan opkomen voor de belangen van de cliënten van mr. S..

3.2    Klagers hebben de voorzitter van de Raad van Discipline verzocht verweerder tot de orde te roepen, hem te verplichten de tuchtzaken tegen mr. S. in te trekken en de reeds uitgesproken schorsing van vier weken terug te draaien. Indien dit niet mogelijk zou zijn, hebben klagers de voorzitter verzocht ervoor te zorgen dat verweerder in de lopende en toekomstige tuchtzaken tegen mr. S. niet meer stelt op te treden in het belang van de cliënten, en indien hij dat wel doet daarbij nadrukkelijk te vermelden dat dit niet voor klagers geldt. Ten slotte hebben klagers de voorzitter verzocht ervoor te zorgen dat het kantoorbezoek door verweerder aan het kantoor van mr. S. niet plaats zal vinden.

3.3    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klagers zich met de beslissing van de voorzitter niet kunnen verenigen omdat niet kan worden gesproken over het belang van cliënten “in algemene zin”. Een belang dat in het algemeen als zwaarwegend wordt beschouwd kan soms toch opzij gezet worden door belangen die in een specifiek geval een rol spelen, aldus klagers.

 BEOORDELING

3.4    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

3.5    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.

3.6    Vooropgesteld wordt dat het optreden van de deken in zijn functie niet onder tuchtrechtelijke controle staat, behoudens het uitzonderlijke geval dat de deken bij het uitoefenen van zijn functie zijn taak zodanig heeft verwaarloosd of zich in die hoedanigheid zodanig heeft misdragen, dat hij geacht moet worden zich schuldig te hebben gemaakt aan een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

3.7    In het onderhavige geval is noch uit de stukken, noch anderszins gebleken dat verweerder zich in zijn functie als deken aan een handelwijze schuldig heeft gemaakt, die maakt dat hem terecht bovenomschreven verwijt kan worden gemaakt. Hij heeft bij zijn onderzoek en klacht geen individuele cliënten van mr. S. voor ogen gehad. Zijn onderzoek en klacht zijn ingegeven door zijn vrees dat mr. S. met zijn handelwijze de belangen van zijn cliënten niet kan dienen en niet door zijn vrees dat hij hun belangen ook daadwerkelijk schaadt. Bijvoorbeeld het als advocaat worden weggestuurd uit een terechtzitting heeft – ook naar het oordeel van klagers zelf – tot gevolg dat de belangen van de cliënt in kwestie op dat moment niet gediend (kunnen) worden.

3.8    Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden derhalve niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.

3.9    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De Raad van Discipline:

-    Verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.P.J.G. Gőbbels, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, P.S. Kamminga, P.J.E.M. Nuiten en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 januari 2016.

Griffier    Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 26 januari 2016 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.