ECLI:NL:TADRSGR:2016:101 Raad van Discipline 's-Gravenhage 15-642/DH/RO - 2

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2016:101
Datum uitspraak: 23-05-2016
Datum publicatie: 23-06-2016
Zaaknummer(s): 15-642/DH/RO - 2
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verwijt dat verweerder excessief gedeclareerd heeft door ruim € 100.000,00 te declareren. Maandelijks dienden klagers declaraties van € 5.000,00 te voldoen. Bovendien is aan de wederpartij K. in de door deze gewonnen procedure slechts een (proces)kostenveroordeling van € 30.000,00 toegekend, hetgeen een onverklaarbaar verschil oplevert met de kosten zijdens klagers. De raad oordeelt als volgt. Het is niet aan de tuchtrechter om declaratiegeschillen te beslechten. Slechts indien er sprake is van excessief declareren is er een taak voor de tuchtrechter weggelegd. Verweerder heeft de stelling van klagers dat er € 100.000,00 gedeclareerd zou zijn, gemotiveerd betwist. Klagers hebben nagelaten hun stelling nader te onderbouwen en voorts gesteld dat dit voor hen niet meer mogelijk is omdat zij door het faillissement van werkmaatschappijen en de onderneming zelf niet meer kunnen beschikken over financiële stukken, waaronder de administratie. In aanmerking nemende de dossierstukken en het feit dat de (proces)kostenveroordeling ten gunste van K. gebaseerd is op forfaitaire tarieven, is voor de raad ook overigens niet komen vast te staan dat er sprake is van excessief declareren. Klacht ongegrond.  

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 23 mei 2016

in de zaak 15-642/DH/RO - 2

naar aanleiding van de klacht van:

klager sub 1

en

klaagster sub 2

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 24 november 2014 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam een klacht ingediend tegen verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 3 december 2015 met kenmerk R 2015/110 cij, door de raad ontvangen op 4 december 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 21 maart 2016 in aanwezigheid van klager sub 1, alsmede verweerder met diens gemachtigde [gemachtigde], advocaat te [plaatsnaam]. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van:

- de inhoud van het dossier van de deken;

- een brief van 11 maart 2016 met bijlagen van de zijde van verweerder.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft klagers van september 2013 tot september 2014 in diverse procedures bijgestaan, waaronder diverse kort gedingen onder meer strekkende tot opheffing van ten laste van klagers gelegde beslagen en een bodemprocedure tegen K.

2.3 In de bodemprocedure tegen K. zijn klagers in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot betaling van proceskosten.

2.4 Bij e-mailberichten van 4 en 5 september 2014 heeft klager sub 1 het vertrouwen in (het kantoor van) verweerder opgezegd.

2.5 Op 8 september 2014 hebben partijen op het kantoor van verweerder onder meer gesproken over de vertrouwensbreuk.

2.6 Bij e-mailbericht van 15 september 2014 heeft verweerder klager sub 1  meegedeeld dat de samenwerking niet kan worden voortgezet. Verweerder heeft zijn werkzaamheden voor klagers beëindigd. 

3 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder excessief gedeclareerd heeft door ruim € 100.000,00 te declareren. Maandelijks dienden klagers declaraties van € 5.000,00 te voldoen. Bovendien is aan de wederpartij K. in de door deze gewonnen procedure slechts een (proces)kostenveroordeling van € 30.000,00 toegekend, hetgeen een onverklaarbaar verschil oplevert met de kosten zijdens klagers.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft de belangen van klagers in diverse procedures behartigd.

4.2 Verweerder bestrijdt dat er € 100.000,00 gedeclareerd is in de door klagers genoemde kwestie. Er is sprake van een gedeclareerd honorarium van ruim € 55.000,00 gebaseerd op 177 uur aan verrichte werkzaamheden.

4.3 De (proces)kostenveroordeling is gebaseerd op een forfaitair systeem en zegt derhalve niets over de daadwerkelijke proceskosten die de wederpartij heeft gehad.

4.4 Klagers hebben de klacht onvoldoende onderbouwd.

5 BEOORDELING

5.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten, zoals de onderhavige, die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing.

5.2 Het is niet aan de tuchtrechter om declaratiegeschillen te beslechten. Slechts indien er sprake is van excessief declareren is er een taak voor de tuchtrechter weggelegd.

5.3 Verweerder heeft de stelling van klagers dat er € 100.000,00 gedeclareerd zou zijn, gemotiveerd betwist. Klagers hebben nagelaten hun stelling nader te onderbouwen en voorts gesteld dat dit voor hen niet meer mogelijk is omdat zij door het faillissement van werkmaatschappijen en de onderneming zelf niet meer kunnen beschikken over financiële stukken, waaronder de administratie.

5.4 In aanmerking nemende de dossierstukken en het feit dat de (proces)kostenveroordeling ten gunste van K. gebaseerd is op forfaitaire tarieven, is voor de raad ook overigens niet komen vast te staan dat er sprake is van excessief declareren.

5.5 De klacht is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, J.J. van der Gouw, R. de Haan, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 mei 2016.

griffier voorzitter