ECLI:NL:TADRSGR:2016:100 Raad van Discipline 's-Gravenhage 15-642/DH/RO - 3

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2016:100
Datum uitspraak: 23-05-2016
Datum publicatie: 23-06-2016
Zaaknummer(s): 15-642/DH/RO - 3
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verwijt dat verweerder: a) excessief en onrechtmatig gedeclareerd heeft en ten onrechte declaraties aan klager in privé heeft gestuurd in plaats van aan de B.V. terwijl klager daartoe geen opdracht heeft gegeven aan verweerder; b) zijn toezegging om klager kosteloos bij te staan niet is nagekomen. Ten aanzien van klachtonderdeel a) overweegt de raad als volgt. Eén van de verplichtingen van een advocaat is om ter voorkoming van misverstand, onzekerheid en geschil van belang zijnde afspraken schriftelijk aan de cliënt te bevestigen. Daaronder is in ieder geval begrepen afspraken ter zake van de financiële aangelegenheden. Vaststaat dat het wijzigen van de tenaamstelling van de declaraties en de volgens verweerder daaromtrent gemaakte afspraken niet zijn vastgelegd. Verweerder heeft een verklaring van zijn kantoorgenote overgelegd waarin deze bevestigd heeft dat deze wijziging voorafgaand besproken is met klager. Deze verklaring maakt echter het gemis aan schriftelijke vastlegging, mede gelet op de uitdrukkelijke betwisting door klager van de gang van zaken en de gemaakte afspraken, niet goed. Het klachtonderdeel is gegrond. Met betrekking tot klachtonderdeel b) overweegt de raad dat uit de dossierstukken en het verhandelde ter zitting niet is komen vast te staan dat verweerder klager heeft toegezegd hem kosteloos te zullen bijstaan. Het klachtonderdeel is ongegrond. Maatregel: enkele waarschuwing.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 23 mei 2016

in de zaak 15-642/DH/RO - 3

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 24 november 2014 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 3 december 2015 met kenmerk R 2015/110 cij, door de raad ontvangen op 4 december 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 21 maart 2016 in aanwezigheid van klager, alsmede verweerder met diens gemachtigde [gemachtigde], advocaat te [plaatsnaam]. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van:

- de inhoud van het dossier van de deken;

- een brief van 11 maart 2016 met bijlagen van de zijde van verweerder.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft klager van september 2013 tot september 2014 bijgestaan in een geschil met K., in welke procedure tevens partij was de onderneming X., waarvan klager bestuurder was.

2.3 Tot juni 2014 zijn de door verweerder gestuurde facturen ten name van de onderneming gesteld.

2.4 Vanaf juli 2014 zijn de facturen ten name van klager in privé gesteld in verband met de financiële problemen van de onderneming X.

2.5 Bij e-mailbericht van 28 augustus 2014 heeft verweerder klager onder meer geschreven:

“Daartoe merk ik op de eerste plaats op dat ik bereid blijf u te assisteren ook in een periode dat niet met zekerheid kan worden gezegd dat u voor mijn diensten kunt betalen, zij het dat ik daarbij vraag dat u ieder geval hetgeen tot aan die 26e augustus jl. aan arbeid is verricht en aan declaraties is uitgereikt, voldoet.”

2.6 Bij e-mailberichten van 4 en 5 september 2014 heeft klager het vertrouwen in (het kantoor van) verweerder opgezegd.

2.7 Op 8 september 2014 hebben partijen op het kantoor van verweerder onder meer gesproken over de vertrouwensbreuk.

2.8 Bij e-mailbericht van 15 september 2014 heeft verweerder klager meegedeeld dat de samenwerking niet kan worden voortgezet. 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a. excessief en onrechtmatig gedeclareerd heeft en ten onrechte declaraties aan klager in privé heeft gestuurd in plaats van aan de B.V. terwijl klager daartoe geen opdracht heeft gegeven aan verweerder;

b. zijn toezegging om klager kosteloos bij te staan niet is nagekomen.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft met klager besproken dat hij vanaf juli 2014 declaraties aan klager in privé zou sturen. Reden hiervoor was dat duidelijk werd dat de werkmaatschappij, van waaruit de facturen betaald werden, failliet zou gaan. Aangezien zowel klager als de vennootschap partij was in de procedure waarin verweerder werkzaamheden verrichtte, kon de factuur ook op naam van klager in privé gesteld worden. Deze kwestie is in aanwezigheid van de kantoorgenote van verweerder, mr. C., met klager besproken.

4.2 Verweerder heeft nimmer aan klager meegedeeld dat hij klager kosteloos zou bijstaan. Bijstand had nog wel verleend kunnen worden als de openstaande facturen betaald zouden zijn, zoals verweerder op 28 augustus 2014 aan klager heeft geschreven.

5 BEOORDELING

5.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten, zoals de onderhavige, die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing.

Ad klachtonderdeel a.

5.2 Eén van de verplichtingen van een advocaat is om ter voorkoming van misverstand, onzekerheid en geschil van belang zijnde afspraken schriftelijk aan de cliënt te bevestigen. Daaronder is in ieder geval begrepen afspraken ter zake van de financiële aangelegenheden.

5.3 Vaststaat dat het wijzigen van de tenaamstelling van de declaraties en de volgens verweerder daaromtrent gemaakte afspraken niet zijn vastgelegd. Verweerder heeft een verklaring van zijn kantoorgenote mr. C. overgelegd waarin deze bevestigd heeft dat deze wijziging voorafgaand besproken is met klager. Deze verklaring maakt echter het gemis aan schriftelijke vastlegging, mede gelet op de uitdrukkelijke betwisting door klager van de gang van zaken en de gemaakte afspraken, niet goed.

5.4 Het klachtonderdeel is gegrond.

Ad klachtonderdeel b.

5.5 Uit de dossierstukken en het verhandelde ter zitting is niet komen vast te staan dat verweerder klager heeft toegezegd hem kosteloos te zullen bijstaan. Uit de inhoud van het e-mailbericht van 28 augustus 2014 van verweerder aan klager volgt dat bij volledige voldoening van het tot 26 augustus 2014 verschuldigde de onzekerheid aangaande de mogelijkheid van klager om te betalen voor de door verweerder na die datum te verrichten diensten, verweerder niet zou beperken in zijn werkzaamheden. Hieruit volgt echter geen toezegging zoals klager heeft gesteld.

5.6 Het klachtonderdeel is ongegrond .

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a. gegrond;

- verklaart klachtonderdeel b. ongegrond;

- legt klager voor het gegrond bevonden klachtonderdeel de maatregel op van enkele waarschuwing.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, J.J. van der Gouw, R. de Haan, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 mei 2016.

griffier voorzitter