ECLI:NL:TADRSGR:2015:83 Raad van Discipline 's-Gravenhage R.4634/14.219

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:83
Datum uitspraak: 16-03-2015
Datum publicatie: 01-04-2015
Zaaknummer(s): R.4634/14.219
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verweerder is nalatig geweest mr. X als gemachtigde op de derdengeldenrekening te doen uitschrijven. De vertraging is voor het grootste deel aan verweerder te wijten. Klacht gegrond. Enkele waarschuwing.

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 6 oktober 2014, door de raad ontvangen op 7 oktober 2014, heeft klager ambtshalve een klacht tegen verweerder ingediend.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 19 januari 2015 in aanwezigheid van mr. B., klager, alsmede verweerder. Mr. B. werd vergezeld door mr. C., stafjurist van de Raad van de Orde van Advocaten Den Haag. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft een kantoorcombinatie in de vorm van een kostenmaatschap gehad met mrs. J en S onder de naam H Advocaten.

2.3 De kostenmaatschap is ten aanzien van mr. J in december 2011 geëindigd daar mr. J zich toen heeft laten schrappen van het tableau. Mr. S en verweerder hebben de maatschap voortgezet, al dan niet samen met andere advocaten.

2.4 Bij e-mail van 15 oktober 2013 heeft mr. J zich tot klager gewend met een verzoek om bemiddeling. Het bemiddelingsverzoek betrof de uitschrijving van mr. J als gerechtigde tot de derdengeldenrekening van H Advocaten bij I Bank. Deze derdengeldenrekening stond oorspronkelijk op naam van mrs. J, S en verweerder.

2.5 Achtergrond van het bemiddelingsverzoek is het volgende. Verweerder heeft begin 2013 een eindafrekening gemaakt van de derdengeldenrekening, op basis waarvan is afgerekend tussen de betrokken advocaten. Mr. S is uitgeschreven als gemachtigde tot de derdengeldenrekening. De uitschrijving van mr. J als gemachtigde is uitgebleven. Mr. J had, voorafgaande aan zijn bemiddelingsverzoek, herhaaldelijk aan verweerder verzocht het nodige te doen om hem, mr. J, als gemachtigde op de derdengeldenrekening af te melden. Daartoe heeft mr. J onder meer op 8 januari 2014 een reeds ingevuld formulier van I Bank aan verweerder gezonden.

2.6 Bij brief van 17 oktober 2013 heeft een medewerkster van het bureau van klager aan verweerder verzocht om binnen twee weken een reactie te geven op het bemiddelingsverzoek van mr. J.

2.7 Bij brief van 8 november 2013 heeft een medewerkster van het bureau van klager aan verweerder verzocht uiterlijk 15 november 2013 zijn commentaar op het bemiddelingsverzoek te geven.

2.8 Bij brief van 16 december 2013 heeft de medewerkster van het bureau van klager het volgende aan verweerder meegedeeld:

“De deken is van oordeel dat u de kwestie voor het einde van dit jaar geregeld dient te hebben. In verband daarmee ontvangt de deken graag uiterlijk 31 december 2013 uw schriftelijke bevestiging dat daarvan sprake is, bij gebreke waarvan de deken zich terzake jegens u uitdrukkelijk alle rechten voorbehoudt.”

2.9 Bij e-mail van 6 januari 2014 deelde verweerder aan het bureau van de deken mee dat hij vanaf 17 december 2013 ernstig ziek was geworden en dat hij nog niet in staat was wat voor werkzaamheden dan ook uit te voeren. Om die reden had verweerder geen gevolg kunnen geven aan het verzoek van de deken.

2.10 Bij brief van 18 april 2014 heeft de medewerkster van het bureau van klager, onder verwijzing naar een e-mailbericht van 10 april 2014, aan verweerder verzocht uiterlijk 2 mei 2014 te mogen vernemen dat de kwestie zou zijn afgewikkeld, bij gebreke waarvan een dekenklacht is aangekondigd.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij geen, althans onvoldoende, gehoor geeft aan de verzoeken van of namens klager om gevolg te geven aan de verzoeken c.q. sommaties van mr. J om hem te doen doorhalen als bestuurder/gemachtigde van de voormalige gemeenschappelijke derdengeldenrekening bij I Bank.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 In het algemeen is de advocaat op grond van gedragsregel 23 Advocatenwet gehouden tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden. Dit geldt zeker ook wanneer, zoals in het onderhavige geval, de afwikkeling van derdengelden en een derdengeldenrekening in het geding is.

Voorts mag, gelet op gedragsregel 37, van een behoorlijk handelend advocaat worden verwacht dat hij binnen bekwame tijd reageert op verzoeken of brieven van de deken.

5.3 Uit de hiervoor vermelde feiten volgt dat verweerder, nadat hij door klager op 17 oktober 2013 was aangeschreven met een verzoek tot het doen uitschrijven van mr. J, dat laatste ondanks herhaalde verzoeken van de deken heeft nagelaten. Verweerder heeft bovendien niet gereageerd op herhaaldelijk gezonden brieven van klager.

5.4 Ter zitting is gebleken dat de kwestie van de derdengeldenrekening, een en/of-bankrekening bij I Bank, nog steeds niet opgelost is. Verweerder heeft aangevoerd dat zijn verzoeken bij I Bank op onbegrip zijn gestuit, hetgeen tot vertraging heeft geleid. Verweerder heeft echter ook erkend dat de vertraging voor het grootste deel aan hem zelf te wijten is.

5.5 Het voorgaande brengt mee dat de klacht gegrond is.

6 MAATREGEL

Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

7 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt als maatregel op een enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, T. Hordijk, P.S. Kamminga, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 maart 2015.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 18 maart 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten Den Haag

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl