ECLI:NL:TADRSGR:2015:71 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4724/15.34

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:71
Datum uitspraak: 09-03-2015
Datum publicatie: 01-04-2015
Zaaknummer(s): R. 4724/15.34
Onderwerp: Artikel 60 b e.v., subonderwerp: Artikel 60 b Advocatenwet
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Verzoek 60b Advocatenwet. De raad is van oordeel dat door de deken voldoende is aangetoond dat verweerder, gelet op zijn onvindbaarheid en het niet reageren door hem op verzoeken in contact te treden, zodanig disfunctioneert dat de rechtshulpverlening aan cliënten in het gedrang is. Een en ander is ook bevestigd door cliënten van verweerder en de gemeente alwaar verweerder laatstelijk woonachtig was. Deze gemeente heeft de griffie van de raad desgevraagd bericht dat verweerder op 3 april 2014 naar een onbekend adres is vertrokken en op 5 september 2014 naar “registratie niet ingezetene” is omgezet. De raad is dan ook van oordeel dat er een situatie is ontstaan die een onmiddellijke voorziening vereist zoals verzocht, zodat verweerder met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd zal worden geschorst in de uitoefening van de praktijk.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 12 februari 2015 aan de raad met kenmerk R 2015/17 ml, door de raad ontvangen op 13 februari 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam een verzoek ex artikel 60b Advocatenwet tegen verweerder ingediend.

1.2 Het verzoek is behandeld ter zitting van de raad van 2 maart 2015 met gesloten deuren, in aanwezigheid van verzoeker. Verweerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Het Bureau van de Rotterdamse Orde ontving in de maanden december 2014 en januari 2015 haar verontrustende signalen over verweerder van een drietal cliënten die geen contact meer konden krijgen met verweerder.

2.2 Daarop heeft een stafmedewerkster van verzoeker op allerlei manieren geprobeerd met verweerder in contact te komen, hetgeen niet is gelukt.

2.3 De betreffende cliënten hebben het volgende aangevoerd:

a. Begin december 2014 heeft mevrouw T. zich gewend tot het bureau met het verzoek het contact tussen haar en verweerder te herstellen. Verweerder heeft op geen enkele poging van de stafmedewerkster van verzoeker gereageerd. Het laatste teken van leven dat mevrouw T. van verweerder heeft ontvangen, was een e-mail van 5 januari 2015, waarin hij haar de beste wensen voor 2015 stuurt en aangeeft dat hij in de loop van de dag contact met haar zal opnemen. Dit heeft hij vervolgens niet gedaan. Met mevrouw T. is afgesproken dat dit dossier verder als klachtdossier wordt behandeld.

b. Mevrouw B. van het Leger des Heils belde met verzoekers stafmedewerkster op 12 januari en 4 februari 2015 ten behoeve van de heer M. te Rotterdam, die een cliënt is van verweerder. Verweerder is onbereikbaar voor de heer M. en mevrouw B. merkt op dat het mobiele telefoonnummer van verweerder is afgesloten.

c. Op 26 januari 2015 bezochten de heer en mevrouw C. het dekenspreekuur van de Rotterdamse Orde. Zij hebben een klacht ingediend tegen verweerder, omdat hij hen aan het lijntje heeft gehouden en hen in de steek heeft gelaten. Het laatste teken van leven dat zij van hem hebben ontvangen was een e-mail van 5 januari 2015, waarin hij de beste wensen voor 2015 stuurt en aangeeft dat hij in de loop van de dag contact zal opnemen. Dit heeft hij vervolgens niet gedaan. De klacht is in behandeling genomen. Verweerder is aangeschreven bij brief d.d. 27 januari 2015. Daarop is nog geen reactie ontvangen.

2.4 Verweerder heeft evenmin gereageerd op de aankondiging van een kantoorbezoek. Die aankondiging is op 15 januari 2015 naar zijn kantooradres gestuurd, maar kwam retour. De aankondiging is vervolgens op 21 januari 2015 naar het bij de Orde bekende privéadres van verweerder gestuurd, maar ook daarop is geen enkele reactie van verweerder gekomen.

3 VERZOEK

Verzoeker is van mening dat verweerder er blijk van geeft zijn praktijk niet behoorlijk uit te oefenen. De situatie die is ontstaan vereist een onmiddellijke voorziening. Verweerder is, of houdt zich, onbereikbaar voor zijn cliënten en voor verzoeker in zijn hoedanigheid van deken. Verweerder reageert op geen enkele brief van verzoeker en heeft verzoeker niet geïnformeerd waar hij kantoor houdt en/of op welk adres hij zich bevindt. Brieven aan het kantooradres van verweerder alsook aan zijn woonadres zijn retour ontvangen. Ook op onlangs verzonden faxberichten is niet gereageerd.

4 VERWEER

Verweerder heeft geen verweer gevoerd en is evenmin verschenen ter gelegenheid van de zitting waarop het verzoek is behandeld.

5 BEOORDELING

De raad is van oordeel dat door verzoeker voldoende is aangetoond dat verweerder, gelet op zijn onvindbaarheid en het niet reageren door hem op verzoeken in contact te treden, zodanig disfunctioneert dat de rechtshulpverlening aan cliënten in het gedrang is. Een en ander is ook bevestigd door cliënten van verweerder en de gemeente alwaar verweerder laatstelijk woonachtig was. Deze gemeente heeft de griffie van de raad desgevraagd bericht dat verweerder op 3 april 2014 naar een onbekend adres is vertrokken en op 5 september 2014 naar “registratie niet ingezetene” is omgezet. De raad is dan ook van oordeel dat er een situatie is ontstaan die een onmiddellijke voorziening vereist zoals verzocht, zodat verweerder met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd zal worden geschorst in de uitoefening van de praktijk.

6 BESLISSING

De Raad van Discipline schorst verweerder met onmiddellijke ingang, voor onbepaalde tijd, in de uitoefening van de praktijk als advocaat.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, mrs. L.P.M. Eenens, T. Hordijk, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, (plaatsvervangend) leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 maart 2015.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 10 maart 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl