ECLI:NL:TADRSGR:2015:67 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4748/15.58

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:67
Datum uitspraak: 30-03-2015
Datum publicatie: 01-04-2015
Zaaknummer(s): R. 4748/15.58
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen verweerder in zijn hoedanigheid van voormalig deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Klager heeft geen, althans onvoldoende feiten gesteld, waaruit zou kunnen worden afgeleid dat verweerder door de wijze waarop hij het onderzoek naar de door klager tegen een advocaat ingediende klacht heeft verricht, het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Voorts is op basis van de stellingen over en weer en de stukken in het dossier niet gebleken van een handelen of nalaten van verweerder in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Klacht kennelijk ongegrond.

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 16 maart 2015 met kenmerk K325 2014, door de raad ontvangen op 18 maart 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Bij brief van 6 juli 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen zijn advocaat bij de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam, verweerder.

1.3 Bij brief van 23 oktober 2014 heeft verweerder na onderzoek zijn visie op de klacht gegeven.

1.4 Bij brief van 8 november 2014 heeft klager zich beklaagd over verweerder.

2 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij zijn klacht niet serieus heeft genomen en klagers klachten heeft afgewimpeld met een smoes.

3 VERWEER

3.1 Verweerder is van mening dat klager ten onrechte een klacht tegen hem heeft ingediend. Klagers klacht is door hem serieus onderzocht, hetgeen heeft geresulteerd in zijn visie van 23 oktober 2014.

3.2 Verweerder heeft gesteld dat klagers klacht correct is onderzocht. Het feit dat klager het niet eens is met verweerders conclusie laat dit onverlet.

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de Raad van Discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 Verweerder was ten tijde van het hem verweten handelen deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Indien hij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit betekent dat de vraag voorligt of verweerder zich bij de vervulling van die functie op de punten die in dit geding aan de orde zijn zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.

4.3 De wijze waarop verweerder onderzoek heeft gedaan naar een tuchtrechtelijke klacht over een advocaat valt binnen de beleidsvrijheid van verweerder als deken. Het staat klager vrij zijn kritiek op het door verweerder verrichte onderzoek naar de klacht naar voren te brengen in een eventuele procedure bij de tuchtrechter ter zake de desbetreffende klacht. Indien klager het niet eens is met de door verweerder gegeven visie op zijn klacht had hij hem kunnen verzoeken de klacht voor te leggen aan de Raad van Discipline. Uit de stukken is op te maken dat verweerder klager die gelegenheid heeft geboden, maar dat klager daar geen gebruik van heeft gemaakt.

4.4 Klager heeft geen, althans onvoldoende feiten gesteld, waaruit zou kunnen worden afgeleid dat verweerder door de wijze waarop hij het onderzoek naar de door klager tegen een advocaat ingediende klacht heeft verricht, het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Voorts is op basis van de stellingen over en weer en de stukken in het dossier niet gebleken van een handelen of nalaten van verweerder in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt.

4.5 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond  verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 30 maart 2015.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 31 maart 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (fax: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.