ECLI:NL:TADRSGR:2015:5 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4682/14.266

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:5
Datum uitspraak: 02-01-2015
Datum publicatie: 31-03-2015
Zaaknummer(s): R. 4682/14.266
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat in hoedanigheid van deken. Verweerder heeft geweigerd notities aan klager toe te zenden die door een stafmedewerkster zijn opgesteld naar aanlelding van een bespreking tussen verweerder en een waarnemer van klager. Deze notities zijn slechts voor intern gebruik en worden dan ook niet aan andere partijen verstrekt, ook niet aan de Raad van Discipline. Klager heeft dezelfde informatie gekregen als de andere betrokkenen bij de zaak. Gelet op deze gang van zaken en het feit dat klager zijn klacht niet nader heeft onderbouwd kan de verweten gedragen, te weten het voeren van een geheime procedure, niet worden vastgesteld. Klacht kennelijk ongegrond.  

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 3 december 2014 met kenmerk K267 2014 bm/ak, door de raad ontvangen op 4 december 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Op 25 juli 2014 heeft een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden tussen een waarnemer van klager en verweerder. Aanleiding voor dit gesprek was een klacht die tegen klager bij verweerder was ingediend.

1.3 Bij faxbrief van 6 augustus 2014 heeft klager aan verweerder verzocht om de “notulen van de bijeenkomst van 25 juli 2014”.

1.4 De stafmedewerker van verweerder heeft klager bij brief van 7 augustus 2014  medegedeeld dat tijdens deze bijeenkomst geen notulen zijn gemaakt en dat deze dus ook niet beschikbaar zijn.

1.5 Bij brief van 9 augustus 2014 heeft klager hierop gereageerd en medegedeeld dat bij de bespreking de stafmedewerkster was voorgesteld als de notulist en dat door haar is genotuleerd.

1.6 Verweerder heeft klager bij faxbrief van 29 september 2014 laten weten dat de door de stafmedewerkster op 25 juli 2014 gemaakte aantekeningen louter dienen voor intern beraad/gebruik en dat deze aantekeningen niet zullen worden verstrekt. In dat kader heeft verweerder voorts gewezen op het bepaalde in artikel 11, 1e lid Wob, waarin is bepaald dat geen informatie wordt verstrekt uit documenten, die zijn opgesteld ten behoeve van intern beraad en dat de handgeschreven aantekeningen van de stafmedewerkster daaronder vallen. Verweerder heeft ten slotte aangegeven dat dat tegen deze beschikking bezwaar kan worden ingediend.

1.7 Bij brief van 29 september 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder.

2 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij een geheime procedure voert. Ter toelichting heeft klager gesteld dat verweerder een zoveelste, in klagers ogen, onterechte klacht jegens hem voorbereidt vanwege het feit dat klager kritiek heeft geuit op de mogelijke witwaspraktijken met de Deken(derden) geldrekening, waarbij een saldo van € 11.000,-- niet aan de rechthebbende is uitgekeerd, noch fiscaal is verantwoord.

Verweerder heeft geweigerd notities te verstrekken die zijn opgesteld naar aanleiding van een gesprek dat heeft plaatsgevonden in het kader van de behandeling van een klacht die tegen klager is ingediend. De procedure verwordt hiermee tot een geheim proces.

Klager meent, als lid van de Orde van Advocaten en als partij bij het onderzoek naar de klacht, recht en belang te hebben bij openbaarheid met betrekking tot het optreden van de beambten van de Orde van Advocaten.

3 BEOORDELING

3.1 Verweerder was ten tijde van het hem verweten handelen als deken werkzaam voor de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Indien hij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit betekent dat de vraag voorligt of verweerder zich bij de vervulling van die functie op de punten die in dit geding aan de orde zijn zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.

3.2 Verweerder heeft geweigerd notities aan klager toe te zenden van een door een stafmedewerkster bijgewoonde bespreking tussen verweerder en een waarnemer van klager. Deze notities zijn slechts voor intern gebruik en worden dan ook niet aan andere partijen verstrekt, ook niet aan de Raad van Discipline. Klager heeft dezelfde informatie gekregen als de andere betrokkenen bij de zaak. Gelet op deze gang van zaken en het feit dat klager zijn klacht niet nader heeft onderbouwd kan de verweten gedragen, te weten het voren van een geheime procedure, niet worden vastgesteld.

3.3 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 2 januari 2015.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 6 januari 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.       

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen  klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.