ECLI:NL:TADRSGR:2015:40 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4450/14.36

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:40
Datum uitspraak: 19-01-2015
Datum publicatie: 01-04-2015
Zaaknummer(s): R. 4450/14.36
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: De klacht betreft het handelen van de advocaat van de wederpartij. De raad ziet geen aanleiding af te wijken van het oordeel van de burgerlijke rechter dat verweerder namens zijn cliënte nodeloos een procedure gestart is en wist althans behoorde te weten dat deze procedure nodeloos was. Verweerder heeft door namens klager nodeloos een procedure te starten gehandeld in strijd met de jegens klager in acht te nemen zorgvuldigheid en daarmee gehandeld zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt. Aangezien verweerder de betaling van de proceskostenveroordeling voor indiening van de klacht heeft laten bijschrijven op de rekening van klager, heeft verweerder voldaan op de hem rustende verplichting. Voor het gegrond bevonden klachtonderdeel wordt de maatregel van enkele waarschuwing opgelegd.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 4 februari 2014 met kenmerk K263 2013, door de raad ontvangen op 5 februari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 november 2014 in aanwezigheid van verweerder. Klager is zonder bericht van verhindering afwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1 Verweerder heeft de ex-echtgenote van klager bijgestaan in een procedure strekkende tot herroeping van een beschikking van het Gerechtshof Den Haag (hierna: het hof) van 21 december 2011.

2.2 Bij beschikking van 21 december 2011 heeft het hof de beschikking van de rechtbank van 22 december 2010 ten aanzien van de kinderalimentatie bekrachtigd en de door klager te betalen partneralimentatie op nihil gesteld met ingang van de dag van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking.

2.3 In april 2012 heeft verweerder namens zijn cliënte de rechtbank primair verzocht om de beschikking van het hof te herzien, althans subsidiair op basis van een wijziging van omstandigheden verzocht om deze beschikking te wijzigen en de partneralimentatie met ingang van 1 november 2011 vast te stellen op een bedrag van € 2.500,00 bruto per maand.

2.4 Op 9 januari 2013 heeft verweerder namens zijn cliënte een verzoek tot herroeping ingediend bij het hof.

2.5 Kort voor de mondelinge behandeling bij de rechtbank op 11 februari 2013 heeft verweerder het primaire verzoek strekkende tot herziening van de beschikking van het hof van 21 december 2011 ingetrokken.

2.6 Bij beschikking van 29 mei 2013 heeft het hof het verzoek afgewezen en de cliënte van verweerder in de proceskosten veroordeeld.

Het hof heeft in deze beschikking onder meer overwogen:

“Het hof is van oordeel dat de onderhavige beschikking, die ziet op een uitkering tot levensonderhoud, zich naar haar aard verzet tegen (een verzoek tot) herroeping, nu van een beschikking betreffende een uitkering tot levensonderhoud ingevolge artikel 1:401 van het Burgerlijk Wetboek te allen tijde wijziging kan worden verzocht.

(…)

Het verzoek van de vrouw zal reeds daarom worden afgewezen. Hetgeen overigens is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.

8. Het hof ziet aanleiding om de vrouw te veroordelen in de proceskosten van deze herroepingsprocedure. Naar het oordeel van het hof is deze procedure ten overstaan van het hof volstrekt – gelet op de voordien reeds bij de rechtbank aanhangig gemaakte wijzigingsprocedure – nodeloos gevoerd, hetgeen de (advocaat van de) vrouw wist dan wel behoorde te weten. Het hof hecht er in dat kader aan op te merken dat het de advocaat van de vrouw zou sieren als hij deze door haar te betalen proceskosten voor zijn rekening zou nemen.”

2.7 Op 3 juli 2013 is het bedrag van de proceskostenveroordeling bijgeschreven op de derdengeldenrekening van de advocaat van klager.

2.8 Bij brief van 12 juli 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij:

a) nodeloos een procedure ex artikel 390 Rv jo artikel 382 Rv gevoerd heeft jegens klager en dat deze dientengevolge hoge kosten heeft moeten maken.

b) de proceskostenveroordeling op het moment van indiening van de klacht nog niet voldaan heeft.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft in het belang van zijn cliënte een herroepingsprocedure aan moeten spannen naast een regulier verzoek tot wijziging van de beschikking van het hof van 21 december 2011. Het was, gelet op jurisprudentie van de Hoge Raad, mogelijk dat er wel degelijk gezag van gewijsde toekwam aan de alimentatiebeschikking van het hof van 21 december 2011. Verweerder wijst meer in het bijzonder op een beschikking van de Hoge Raad van 17 mei 2013. Bovendien zou het in de wijzigingsprocedure bij de rechtbank lastig zijn om met terugwerkende kracht tot wijziging van de alimentatiebeschikking te komen.

4.2 Verweerder heeft de proceskostenveroordeling al vóór de indiening van de klacht bij laten schrijven op de derdengeldenrekening van de advocaat van klager. Klager heeft geen belang meer bij zijn klachtonderdeel.

5 BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1 De raad ziet geen aanleiding af te wijken van het oordeel van de burgerlijke rechter dat verweerder namens zijn cliënte nodeloos een procedure gestart is en wist althans behoorde te weten dat deze procedure nodeloos was. Hetgeen verweerder in de onderhavige tuchtprocedure aanvoert, leidt niet tot een ander oordeel. Dit klemt temeer nu in de door verweerder genoemde beschikking van de Hoge Raad nadrukkelijk wordt vermeld dat het gezag van gewijsde, dat ook aan alimentatiebeslissingen toekomt, in zoverre beperkt wordt doordat ingevolge artikel 1:401 BW een alimentatiebeslissing bij een latere uitspraak kan worden gewijzigd of ingetrokken, wanneer zij nadien door een wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen of indien zij van aanvang af aan niet aan de wettelijke maatstaven heeft beantwoord doordat bij die beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.

5.2 De Raad stelt voorop dat een advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënte te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Slechts indien de belangen van de wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad, kan deze vrijheid ten gunste van de wederpartij worden beknot. Voorts dient de advocaat in bepaalde gevallen tevens tegenover de wederpartij een zekere mate van zorg in acht te nemen.

5.3 Verweerder heeft door namens zijn cliënte nodeloos een procedure te starten, met alle kosten en spanningen van dien, gehandeld in strijd met de jegens klager in acht te nemen zorgvuldigheid en daarmee gehandeld zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt.

5.4 Het klachtonderdeel is gegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.5 Vaststaat dat verweerder het bedrag van de proceskostenveroordeling voor indiening van de klacht heeft laten bijschrijven op de derdengeldenrekening van de advocaat van klager. Verweerder heeft daarmee voldaan aan de op hem rustende verplichting en het is reeds daarom al niet klachtwaardig.

5.6 Het klachtonderdeel is ongegrond.

6 MAATREGEL

 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

7 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a gegrond;

- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

- legt aan verweerder de maatregel op van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, W.P. Brussaard, J.J. van der Gouw, R. de Haan, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 januari 2015.

griffier voorzitter      

Deze beslissing is in afschrift op 20 januari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT, Breda.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl