ECLI:NL:TADRSGR:2015:359 Raad van Discipline 's-Gravenhage 15-322/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:359
Datum uitspraak: 07-12-2015
Datum publicatie: 15-02-2016
Zaaknummer(s): 15-322/DH/RO
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar in strijd met gedragsregel 15 lid 2 gehandeld, door zich tot de rechter te wenden, terwijl de zaak reeds voor vonnis stond. Klacht gegrond met oplegging van een enkele waarschuwing. Veroordeling tot betaling van het griffierecht, de proceskosten van klaagster en de proceskosten van de NOvA.

van 7 december 2015

in de zaak 15-322/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 25 augustus 2015 aan de raad met kenmerk R 2015/65 edl, door de raad ontvangen op 28 augustus 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van 5 oktober 2015 van de raad in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klaagster heeft een geschil met haar ex-partner over de omgangsregeling van de dochter van partijen.

2.3    Verweerster behartigt de belangen van klaagsters ex-partner.

2.4    Op 31 maart 2015 vond een door klaagsters ex-partner aanhangig gemaakt kort geding plaats.

2.5    Op 1 april 2015 heeft verweerster zonder overleg met (de advocaat van) klaagster een fax aan de rechter gezonden met de navolgende inhoud:

“Naar aanleiding van de zitting van gisteren in opgemelde zaak bericht ik u als volgt.

Tijdens de zitting is onder andere het mogelijk op gang brengen van het contact tussen de dochter van klaagster (red.) en vader via het omgangshuis ter sprake gekomen. U wilde al kort schorsen om mij in de gelegenheid te stellen om het omgangshuis te bellen, toen de griffier melde dat dit geen zin had vanwege iets waardoor het omgangshuis op dit moment niet functioneert (alles blijft liggen zei ze nog). Ik heb inmiddels contact gezocht met het omgangshuis en daaruit is mij gebleken dat deze mededeling van de griffier geheel onjuist is, het omganghuis was zeer verbaasd en liet weten dat u contact met hen kan opnemen (010-4163820) omdat zij niet begrijpen waar dit vandaan komt.

Bij het omgangshuis is de wachttijd op dit moment 3 a 4 maanden, echter voor zeer jonge kinderen maken ze in verband met de hechting een uitzondering. Ze nodigen de ouders in dat geval zo spoedig mogelijk na de uitspraak uit voor een eerste gesprek (binnen een maand) en plannen dan op korte termijn de contact momenten in.

Ik verzoek u hiermee bij uw uitspraak rekening te houden en gezien het feit dat het van belang is dat alles zo spoedig mogelijk in gang wordt gezet zou een eerdere uitspraak meer dan welkom zijn.

Voor de goede orde: cliënt is vanzelfsprekend nog immer het standpunt toegedaan dat normaal (onbegeleid) contact zoals bij zijn dagvaarding is verzocht moet plaatsvinden. Mocht u echter van mening zijn dat contact via het omgangshuis in eerste instantie beter is, dan verzoekt de man u vriendelijk te bepalen dat het contact daar voor een korte periode zal zijn en dat de gewone contacten (zorgverdeling) binnen afziebare tijd zullen ingaan….”

2.6    Bij brief van 3 april 2015 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, doordat zij zich tot de rechter heeft gewend, hoewel de zaak reeds voor vonnis stond, waarmee verweerster in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 15 lid 2.

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft naar voren gebracht dat tijdens de zitting op 31 maart 2015 de mogelijkheid van contact via het omgangshuis door de rechter aan de orde werd gesteld. “Ter sprake kwam de mogelijk lange wachttijd bij het omgangshuis, de rechter wilde kort schorsen opdat ik het omgangshuis kon bellen om te informeren naar de huidige wachttijd. Op dat moment informeerde de griffier de rechter dat he omgangshuis niet zou functioneren, alle dossiers zouden blijven liggen. De rechter nam deze informatie van de griffier ter kennisneming aan.” Verweerster heeft voorts gesteld dat zij een dag later met het omgangshuis heeft gebeld om te informeren naar de situatie aldaar, waarbij haar bleek dat de informatie van de griffier geheel onjuist was. Het omgangshuis zou normaal functioneren en haar werd gezegd dat de rechtbank hen mocht bellen. Verweerster meende dat de rechter hierover juist geïnformeerd diende te worden, reden waarom zij de betreffende faxbrief aan de rechtbank heeft gestuurd.

4.2    Verweerster heeft gesteld dat zij uitsluitend de bedoeling heeft gehad de gerezen onjuistheid recht te zetten. Verder heeft verweerster gesteld dat de rechter inmiddels uitspraak heeft gedaan zonder acht te slaan op haar faxbrief, zodat klaagster op geen enkele wijze door de inhoud van de faxbrief is geschaad. Voor zover verweerster klaagster op enige wijze heeft belast, biedt verweerster hiervoor haar verontschuldigingen aan.

5    BEOORDELING

5.1    De raad is van oordeel dat verweerster in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 15 lid 2. Verweerster heeft dit met zoveel woorden erkend doch meent dat er rechtvaardigingsgronden aanwezig zijn waarom zij deze gedragsregel zou mogen hebben overtreden zonder tuchtrechtelijke consequenties. De raad onderschrijft het standpunt van verweerster niet. Het had op de weg van verweerster gelegen eerst in overleg te treden met de advocaat van klaagster. Verweerster heeft dit nagelaten. Voorts heeft verweerster in de betreffende brief aan de rechtbank niet alleen het misverstand onder de aandacht van de rechter gebracht, maar heeft zij ook nog het standpunt van haar cliënt over de onbegeleide omgang herhaald. Voor dit laatste heeft verweerster geen rechtvaardigingsgrond aangevoerd. De raad acht de klacht gegrond.

6    MAATREGEL

6.1    Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding en het feit dat verweerster de onjuistheid van haar handelen niet volledig inziet acht de raad de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.

7.    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerster het door klaagster betaalde griffierecht aan haar vergoeden.

7.2    De raad ziet daarnaast termen aanwezig om verweerster overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 25,00 aan reiskosten.

7.3    De raad ziet daarnaast termen aanwezig om verweerster overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000,00 en moeten binnen een maand na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag dient te worden betaald op rekeningnummer: IBAN: NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van ‘kostenveroordeling’ en het zaaknummer.

BESLISSING

De Raad van Discipline:

-    verklaart de klacht gegrond;

-    legt aan verweerster de maatregel van een enkele waarschuwing op;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klaagster;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 25,00 aan klaagster;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, mrs. L.P.M. Eenens, P.S. Kamminga, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 december 2015.

griffier            voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 9 december 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam     

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    verweerster

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 – 205 37 01. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:

Telefoon 088 – 205 37 77 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl