ECLI:NL:TADRSGR:2015:356 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4799/15.109

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:356
Datum uitspraak: 04-01-2015
Datum publicatie: 07-01-2015
Zaaknummer(s): R. 4799/15.109
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Tegenstrijdig belang. Uit de stukken volgt dat verweerster in eerste instantie beide partijen heeft geadviseerd in het kader van de totstandkoming van het ouderschapsplan. Op enig moment is kennelijk besloten dat verweerster slechts voor één van de partijen optrad. Uit de stukken is nergens gebleken dat verweerster zulks schriftelijk aan partijen heeft bevestigd. Vervolgens heeft verweerster op verzoek van de voormalig echtgenote van klager het echtscheidingsverzoek ingediend en heeft zij nagelaten het ouderschapsplan dat door partijen wel was getekend op te laten nemen in de beschikking en heeft zij voorts om vaststelling van een bijdrage kinderalimentatie gevraagd, iets waarover het ouderschapsplan niets vermeldde. Het lag in de rede dat als partijen het eens waren geweest over een kinderalimentatie, zoals verweerster stelt, dat dit was opgenomen in het ouderschapsplan. Ten slotte heeft verweerster nagelaten te controleren of klager echt in de betreffende beschikking berustte, door aan te nemen van de voormalig echtgenote van klager, dat klager de betreffende akte van berusting had getekend. De raad is gelet op het vorenstaande van oordeel dat verweerster niet heeft gehandeld zoals een zorgvuldig handelend advocaat betaamt. Klacht gegrond. Maatregel: een berisping.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 4 juni 2015 aan de raad met kenmerk K258 2015 bm/sh, door de raad ontvangen op 5 juni 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten Den Haag de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 2 november 2015 van de raad in aanwezigheid van verweerster. Klager is, met voorafgaand schriftelijk bericht van zijn gemachtigde, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerster heeft de voormalig echtgenote van klager in een echtscheidingsprocedure bijgestaan.

2.3 Klager heeft in 2012 één keer een gesprek gevoerd met verweerster.

2.4 Verweerster heeft een ouderschapsplan opgesteld. Dit ouderschapsplan is door beide partijen ondertekend.

2.5 Er is geen uitvoering gegeven aan het ouderschapsplan, omdat klager en zijn ex-echtgenote tot medio 2014 nog hebben samengeleefd.

2.6 Verweerster heeft namens haar cliënte een verzoek tot echtscheiding ingediend. Klager heeft in deze procedure verstek laten gaan.

2.7 Op 11 juli 2012 is de echtscheiding uitgesproken. Uit de beschikkling volgt dat het ouderschapsplan geen onderdeel van de echtscheidingsbeschikking is.

2.8 Bij brief van 24 september 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster, dat zij:

a) ernstig tekort is geschoten in haar handelen als advocaat, omdat zij het ouderschapsplan niet heeft opgenomen in het echtscheidingsverzoek en klager daardoor zijn kinderen niet mag zien;

b) onjuiste mededelingen heeft gedaan aan de rechtbank;

c) door haar toedoen klager schade heeft berokkend, omdat onder meer de auto is verkocht, die deels van hem was.

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft naar voren gebracht dat geen sprake is geweest van een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding, maar dat naar aanleiding van de bevindingen op de bespreking op uitdrukkelijk verzoek van klager en zijn voormalig-echtgenote het verzoek op naam van de voormalig-echtgenote is ingediend, omdat zij voor een toevoeging in aanmerking kwam. Klager wist derhalve dat een echtscheidingsprocedure aanhangig werd gemaakt. Het verzoekschrift is ook aan klager betekend.

4.2 Partijen hebben afspraken gemaakt over een omgangsregeling en over de hoogte van de kinderalimentatie. Het ouderschapsplan is door partijen ondertekend. Klager heeft uitvoering gegeven aan de onderling gemaakte afspraken  door het vastgestelde bedrag aan zijn voormalig-echtgenote te voldoen. Het ouderschapsplan vormt weliswaar geen onderdeel van de beschikking, maar is wel genoemd in het echtscheidingsverzoek.

4.3 Verweerster heeft klager bij brief van 9 november 2012 verzocht de akte van berusting op haar kantoor te komen ondertekenen. Omdat hij daar geen gehoor aan heeft gegeven en de termijn dreigde te verstrijken, heeft verweerster via de voormalig-echtgenote van klager bewerkstelligd dat de akte van berusting werd ondertekend. Verweerster heeft van de voormalig-echtgenote van klager de door klager getekende akte van berusting ontvangen. De handtekening van klager heeft verweerster geverifieerd aan de hand van de kopie van het legitimatiebewijs dat zich in haar dossier bevond. Bovendien heeft de voormalig-echtgenote van verweerster verzekerd dat de handtekening afkomstig was van klager.

4.4 Verweerster heeft gesteld dat zij niet aansprakelijk is voor eventuele schade.

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 De raad ziet aanleiding de klachtonderdelen gezamenlijk en in onderlinge samenhang te beoordelen. De raad stelt voorop dat verweerster niet duidelijk is geweest over de hoedanigheid waarin zij optrad. Optreden voor twee partijen met mogelijk tegenstrijdige belangen mag alleen onder bijzondere omstandigheden. In een dergelijk geval zijn wel extra zorg en bepaalde waarborgen vereist. De advocaat dient grote zorgvuldigheid te betrachten en zich ervan te vergewissen dat beide partijen de inhoud van de te maken afspraken begrijpen. De advocaat dient partijen duidelijk te wijzen op hun wederzijdse mogelijkheden en de wettelijke kaders inzichtelijk te maken. In het algemeen zal het daarbij van belang zijn dat partijen schriftelijk op hun mogelijkheden en hun voorgenomen toegevingen worden gewezen, naast een vastlegging van de regeling welke partijen en de gezamenlijk advocaat voor ogen staat. Uit de stukken volgt dat verweerster in eerste instantie beide partijen heeft geadviseerd in het kader van de totstandkoming van het ouderschapsplan. Op enig moment is kennelijk besloten dat verweerster slechts voor één van de partijen optrad. Uit de stukken is nergens gebleken dat verweerster zulks schriftelijk aan partijen heeft bevestigd. Vervolgens heeft verweerster op verzoek van de voormalig echtgenote van klager het echtscheidingsverzoek ingediend en heeft zij nagelaten het door partijen getekende ouderschapsplan dat door partijen wel was getekend op te laten nemen in de beschikking en heeft zij voorts om vaststelling van een bijdrage kinderalimentatie gevraagd, iets waarover het ouderschapsplan niets vermeldde. Het lag in de rede dat als partijen het eens waren geweest over een kinderalimentatie, zoals verweerster stelt, dit was opgenomen in het ouderschapsplan. Ten slotte heeft verweerster nagelaten te controleren of klager echt in de betreffende beschikking berustte, door aan te nemen van de voormalig echtgenote van klager, dat klager de betreffende akte had getekend. De raad is gelet op het vorenstaande van oordeel dat verweerster niet heeft gehandeld zoals een zorgvuldig handelend advocaat betaamt.

6 MAATREGEL

6.1 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de maatregel van een berisping passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht gegrond en legt als maatregel aan verweerder een berisping op.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 januari 2016.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 6 januari 2015] per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten Den Haag.     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerster

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 – 205 37 01. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:

Telefoon 088 – 205 37 77 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl