ECLI:NL:TADRSGR:2015:353 Raad van Discipline 's-Gravenhage R.4766/15.76a

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:353
Datum uitspraak: 14-12-2015
Datum publicatie: 07-01-2016
Zaaknummer(s): R.4766/15.76a
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet. Klacht over kwaliteit dienstverlening, het geven van een verkeerde voorstelling van zaken en verstrekken van onjuiste informatie. De raad verenigt zich met de beoordeling van de klacht door de voorzitter. Verzet ongegrond.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 8 november 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 15 april 2015 met kenmerk K322 2014 bm/ksl, door de raad ontvangen op 16 april 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 12 mei 2015 heeft de voorzitter van de raad de klacht deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 13 mei 2015 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 22 mei 2015, door de raad ontvangen op 22 mei 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 26 oktober 2015 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 22 mei 2015.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder is de advocaat van de wederpartij van klager in diverse gerechtelijke civiele procedures.

2.3 Verweerders kantoorgenoten, mrs. Z. en K., hebben verweerder diverse malen, al dan niet tijdens zittingen, vervangen. Dit geldt onder meer voor de behandelingen ter zitting die plaatsvonden op 26 mei 2014 en 14 oktober 2014.

2.4 De klachten van klager hebben betrekking op de periode van november 2011 tot 8 november 2014.

2.5 Klager heeft bij brief van 16 oktober 2013 een klacht ingediend tegen verweerder. Klager heeft verweerder onder meer verweten dat hij in strijd met de gedragsregels 3 en 30 zou hebben gehandeld. Bij voorzittersbeslissing van 12 november 2013 is deze klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard vanwege het tijdsverloop tussen de verweten gedraging en de indiening van de klacht. Bij beslissing van 6 oktober 2014 heeft de raad het verzet tegen deze voorzittersbeslissing ongegrond verklaard.

2.6 Bij brief van 8 november 2014 heeft klager zich opnieuw bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) aanhoudend en structureel heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 30 en daarmee rechters heeft misleid en op het verkeerde been heeft gezet. In plaats van feiten heeft verweerder verzinsels aangevoerd, die niet door zijn cliënten kunnen zijn bedacht, waarmee hij goed kan scoren;

b) het vestigen van een hypotheek, eigendomsoverdracht en het vestigen van een recht van opstal en vruchtgebruik ten onrechte als paulianeus heeft aangemerkt;

c) in de pleitnota van 14 oktober 2014 en in een brief van 9 oktober 2014 zaken onjuist heeft voorgesteld;

d) ten onrechte heeft gesteld dat bepaalde constructies zijn bedacht nadat klager door de wederpartij was aangesproken;

e) onjuiste mededelingen aan de rechters heeft gedaan, die hij in de openbare registers had kunnen verifiëren;

f) ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het feit dat klager voor de datum van dagvaarding op 18 juli 2006 alles al geregeld had;

g) onjuistheden heeft beweerd over T., die van de vorige klacht niet op de hoogte was. Ook tijdens de zitting op 26 mei 2014 zijn diverse onjuistheden en onwaarheden gedebiteerd;

h) ten onrechte de dochters van klager, die niets te maken hebben met zijn rechtszaken tegen VOF B., bij zijn geschil betrekt en bestookt met deurwaardersexploten en wat dies meer zij. Hierdoor brengt verweerder hun persoonlijk en zakelijk leven in gevaar, terwijl daar geen reden toe is.

3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter zaken onvoldoende heeft bezien en beoordeeld.

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk bevonden. Dat zij de aan haar voorgelegde zaken onvoldoende zou hebben bezien en beoordeeld, blijkt uit haar beslissing niet.

4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De Raad van Discipline:

- Verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, P.S. Kamminga, P.J.E.M. Nuiten en T. Hordijk, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 december 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.