ECLI:NL:TADRSGR:2015:343 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4815/15.125

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:343
Datum uitspraak: 12-10-2015
Datum publicatie: 07-01-2016
Zaaknummer(s): R. 4815/15.125
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Wrakingsverzoek. Wraking van de wrakingskamer. Verzoek tot wraking van de wrakingskamer wordt buiten behandeling gelaten nu het niet aan de minimale deugdelijke en concrete motiveringseisen voldoet. Oorspronkelijk wrakingsverzoek afgewezen. Geen sprake van onpartijdigheid of vooringenomenheid. Misbruik van recht op wraking. Volgend verzoek tot wraking zal niet in behandeling worden genomen.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief met bijlagen van 29 juni 2015 heeft de deken bij de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden een klacht tegen verzoeker ingediend.

1.2 De behandeling van de klacht van de deken is bepaald op 21 september 2015.

1.3 Bij brief van 16 september 2015 heeft verzoeker de voorzitter en de bovengenoemde leden van de raad gewraakt. Verzoeker heeft bij dat wrakingsverzoek geen verhinderdata voor de behandeling ervan opgegeven.

1.4 Naar aanleiding van het wrakingsverzoek is een wrakingskamer samengesteld, bestaande uit de voorzitter jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland en de leden mrs. M.G. van den Boogerd, W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten en P.C.M. van Schijndel.

1.5 Verzoeker, de gewraakte voorzitter en de gewraakte leden van de raad zijn schriftelijk opgeroepen voor de behandeling van het wrakingsverzoek op 28 september 2015.

1.6 De gewraakte voorzitter en de gewraakte leden van de raad zijn in de gelegenheid gesteld te reageren op het wrakingsverzoek. Het lid mr. H. heeft zich verschoond. De gewraakte voorzitter en mr. B. hebben bij afzonderlijke brieven van 24 september 2015 gebruik gemaakt van de gelegenheid op het wrakingsverzoek te reageren. Beiden menen dat het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen nu uit de door verzoeker gestelde feiten en omstandigheden niet blijkt dat de (tucht)rechterlijke onpartijdigheid in het geding is.

1.7 De behandeling van het wrakingsverzoek tegen de voorzitter en het lid mr. B. is bepaald op 28 september 2015.

1.8 Bij brief van 22 september 2015 heeft verzoeker de voorzitter en drie leden van de wrakingskamer gewraakt.

1.9 Geen van de leden van de wrakingskamer heeft berust in deze wraking noch te kennen gegeven zich te zullen verschonen.

1.10 Ter zitting van de wrakingskamer van 28 september 2015 is verzoeker – hoewel behoorlijk opgeroepen - niet verschenen.

2 HET WRAKINGSVERZOEK D.D. 22 SEPTEMBER 2015

2.1 Verzoeker heeft de voorzitter en drie leden van de wrakingskamer gewraakt, onder meer stellende dat de gewraakten zich volstrekt vooringenomen tegenover hem hebben getoond tijdens de behandeling door de raad van discipline van het op 15 augustus 2013 tegen hem ingediende dekenbezwaar bekend onder zaaknummer R.4280/13.187. De gewraakten hebben toen gefungeerd als voorzitter onderscheidenlijk lid van de wrakingskamer terzake van het door verzoeker op 14 april 2014 ingediende wrakingsverzoek betreffende de behandelende kamer. De gewraakten hebben zich volgens verzoeker “zodoende doen kennen als volstrekte bedriegers en rechtsverkrachters, die onmiskenbaar en ontwijfelbaar getoond hebben geen enkel benul te hebben van de betekenis van de begrippen eerlijkheid en partijdigheid.” Verder verwijst verzoeker naar zijn aangifte van 20 juni 2014 vanwege de door gewraakten gepleegde valsheid in geschrifte.

2.2 Naar het oordeel van de wrakingskamer kan een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek d.d. 22 september 2015 achterwege blijven. Een wrakingsverzoek dient namelijk deugdelijk gemotiveerd te zijn ten aanzien van ieder lid op wie het betrekking heeft. Nu het wrakingsverzoek d.d. 22 september 2015 niet aan de minimale deugdelijke en concrete motiveringsvereisten voldoet dient dit verzoek ten aanzien van de gewraakte voorzitter en de drie gewraakte leden buiten behandeling te worden gelaten.

HET WRAKINGSVERZOEK D.D. 16 SEPTEMBER 2015

2.3 Het wrakingsverzoek d.d. 16 september 2015 is behandeld ter terechtzitting van 28 september 2015. Verzoeker is – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet verschenen. In reactie op de oproep voor deze zitting heeft verzoeker bij brief weliswaar bezwaren geuit tegen de korte termijn waarop de behandeling van zijn wrakingsverzoek was bepaald en aangegeven dat hij op de dag van behandeling al verplichtingen heeft, maar daarbij heeft hij niet aangegeven niet ter zitting te zullen of kunnen verschijnen en heeft hij evenmin om een nieuwe zittingsdatum verzocht. Nu de behandeling van een wrakingsverzoek naar zijn aard binnen zo kort mogelijke termijn dient plaats te vinden en verzoeker zijn bezwaren ter zitting evenmin heeft toegelicht, gaat de wrakingskamer aan die bezwaren voorbij.

De gewraakte voorzitter en het gewraakte lid zijn met voorafgaand bericht evenmin verschenen.

3 BEOORDELING

3.1 Het verzoek tot wraking van de voorzitter en mr. B. is gebaseerd op hun “evidente vooringenomenheid zoals die is gebleken tijdens de behandeling van het door [M.] op 15 augustus 2013 tegen mij (lees: verzoeker) ingediende dekenbezwaar (…).” Bovendien hebben deze gewraakten zich volgens verzoeker als bedriegsters en rechtsverkrachters gemanifesteerd en hebben zij blijk gegeven van een zodanig gemis aan juridisch, intellectuele en morele integriteit, dat zij volgens verzoeker geenszins voldoen aan de vereisten die gelden ten aanzien van leden van tuchtrechtelijke colleges.

3.2 Niet is gebleken dat in de wraking is berust, zodat de wrakingskamer aanneemt dat dit niet het geval is.

3.3 Wraking is een middel dat partijen ten dienste staat om het hen, onder meer, ingevolge artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) toekomende recht op behandeling van hun zaak door (een) onpartijdige (tucht)rechter(s) af te dwingen.

3.4 Wraking is mogelijk op grond van feiten en omstandigheden waardoor de (tucht)rechtelijke onpartijdigheid schade zou lijden.

3.5 Van dergelijke feiten en omstandigheden kan in de eerste plaats sprake zijn door de subjectieve instelling van de tuchtrechter ten opzichte van een partij dan wel het voorliggende geschil. Wraking is voorts mogelijk als feiten en omstandigheden, los van de persoonlijke instelling van de tuchtrechter, aan partijen in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter niet onpartijdig is, in welk kader van belang is dat ook de schijn van partijdigheid wordt gemeden.

3.6 Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat de voorzitter en de leden van de Raad van Discipline uit hoofde van hun aanstelling moeten worden vermoed onpartijdig te zijn tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de leden jegens een partij enige vooringenomenheid koesteren althans dat de bij de partijen dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Daarvan is in het onderhavige geval naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake.

3.7 Voor zover het verzoek tot wraking is ingegeven door de vrees dat het de voorzitter en het gewraakte lid – in subjectieve zin – aan onpartijdigheid ontbreekt, is de wrakingskamer van oordeel dat feiten en omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de voorzitter en het gewraakte lid jegens verzoeker enige vooringenomenheid koesteren, haar niet zijn gebleken.

3.8 Het vorenstaande leidt ertoe dat het verzoek d.d. 16 september 2015 wordt afgewezen.

3.9 De wrakingskamer neemt voorts in overweging dat verzoeker kennelijk tracht behandeling van de door de deken tegen hem ingediende klacht te voorkomen door herhaaldelijk te wraken. De raad leidt hieruit af dat verzoeker misbruik maakt van het recht op wraking en zal daarom, teneinde de voortgang van de klachtbehandeling niet verder te verstoren, op grond van artikel 56 lid 6 Advocatenwet juncto artikel 515 lid 4 Wetboek van Strafvordering – bepalen dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zal worden genomen.

4 BESLISSING

De wrakingskamer :

- Stelt het wrakingsverzoek van verzoeker van 22 september 2015 buiten behandeling;

- Verklaart het wrakingsverzoek van verzoeker van 16 september 2015 ten aanzien van de voorzitter en mr. B. ongegrond;

- Bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zal worden genomen.

Aldus gewezen door plaatsvervangend voorzitter jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland en de leden mrs. M.G. van den Boogerd, W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten en P.C.M. van Schijndel, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 12 oktober 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- verzoeker

- de gewraakte voorzitter van de raad

- het gewraakte lid van de raad

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.