ECLI:NL:TADRSGR:2015:317 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4644/14.229

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:317
Datum uitspraak: 16-11-2015
Datum publicatie: 07-01-2016
Zaaknummer(s): R. 4644/14.229
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzetzaak. Het verzetschrift is ingediend na de verzettermijn. Van bijzondere omstandigheden, die overschrijding van de verzettermijn rechtvaardigen, is niet gebleken. Klager wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzet.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 17 juni 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 16 oktober 2014 met kenmerk R2014/84, door de raad ontvangen op 17 oktober 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 13 november 2014 heeft de voorzitter van de raad  (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 14 november 2014 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 28 november 2014, door de raad ontvangen op 2 december 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Op 18 mei 2015 heeft de behandeling van   het verzet plaatsgehad. Bij de behandeling heeft verzoeker de voorzitter van de raad gewraakt.

1.6 Het wrakingsverzoek is op 1 juni 2015 behandeld ter zitting van de wrakingskamer.

1.7 Bij beslissing van 8 juni 2015 is het wrakingsverzoek afgewezen en is tevens bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van klager tegen de voorzitter niet in behandeling wordt genomen.

1.8 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van  21 september 2015 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.9 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 28 november 2014 en de stukken van de wrakingsprocedure.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 In 2003 heeft klager een overeenkomst gesloten met een kabelexploitant, hierna X.

2.3 Naar het oordeel van klager was sprake van wanprestatie aan de zijde van X, zodat hij datzelfde jaar de overeenkomst met dat bedrijf heeft ontbonden. Klager heeft daartoe een brief aan X gezonden.

2.4 Ondanks klagers brief bleef X maandelijks bedragen van zijn rekening innen. Pogingen om die incasseringen gestaakt te krijgen dan wel pogingen om X tot terugbetaling te krijgen, zijn niet geslaagd.

2.5 In de periode na 2003 is X overgenomen door Y, althans is Y de nieuwe naam geworden van klagers kabelexploitant.

2.6 Klager heeft zich in augustus 2009 tot verweerster gewend.

2.7 Verweerster heeft voor klager met Y gecorrespondeerd. Y heeft aan verweerster het aanbod voorgelegd om één jaar abonnementsgeld aan klager te restitueren.

2.8 Verweerster heeft klager bij brief van 14 januari 2010 dringend geadviseerd het voorstel te accepteren, omdat zij de kans groot achtte dat een bij de rechtbank in te stellen vordering minder zou opleveren.

2.9 Bij brief van 9 maart 2010 heeft verweerster klager laten weten geen vordering bij de rechtbank voor klager in te stellen en de zaak gereed te maken voor overdracht. Daarbij heeft verweerster de namen vermeld van advocaten inclusief adres en telefoonnummer, die zaken op het gebied van contractenrecht behandelen.

2.10 Bij brief van 17 juni 2014 heeft klager een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij klagers zaak niet heeft behandeld, maar slechts heeft gerekt. Zij heeft wel de eigen bijdrage geïncasseerd die klager verschuldigd was, maar haar werkzaamheden niet afgerond. Klager meent dat verweerster een procedure had moeten beginnen en dat zij zich daartoe had verbonden. Klager is van mening dat verweerster wanprestatie heeft gepleegd en de door klager betaalde eigen bijdrage aan klagermoet terug betalen.

3.2 In zijn verzet heeft klager zijn klacht herhaald.

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 Op grond van artikel 46h lid 1 Advocatenwet kan een klager binnen veertien dagen na de verzending van het afschrift van de beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline. Nu vast is komen te staan dat de verzending van het afschrift is verzonden op 14 november 2014, eindigt de verzettermijn op 28 november 2014 om 24.00 uur. Vaste jurisprudentie is dat het risico van een niet prompte postbestelling voor rekening blijft van klager, behoudens bijzondere omstandigheden.

5.3 Gelet op het feit dat het verzetschrift van klager na de verzettermijn is ingediend, namelijk pas op 2 december 2014 en bijzondere omstandigheden zijn gesteld noch zijn gebleken, dient klager niet ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzet.

5.4 Het verzet is niet ontvankelijk.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet niet ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, J.J. van der Gouw, R. de Haan, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 november 2015.

griffier   voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 18 november 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.