ECLI:NL:TADRSGR:2015:309 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4782/15.92

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:309
Datum uitspraak: 02-11-2015
Datum publicatie: 07-01-2016
Zaaknummer(s): R. 4782/15.92
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Verweerder had klager terstond een kwitantie moeten geven na ontvangst van de € 200,--. Nu hij dit niet heeft gedaan, is hij in zijn zorgplicht jegens klager tekortgeschoten en heeft hij daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dit klachtonderdeel is gegrond.  Klager verwijt verweerder dat hij het beroepsgeheim heeft geschonden, doordat hij de deken over de inhoud van het dossier heeft geïnformeerd. Op zichzelf is de raad van oordeel dat verweerder zijn beroepsgeheim niet heeft geschonden. De deken is immers aan zijn beroepsgeheim gebonden. Wel is de raad van oordeel dat de inhoud van het dossier volstrekt irrelevant is voor de beoordeling van de klacht. De raad acht het dan ook aannemelijk dat verweerder de betreffende informatie slechts aan de deken heeft verstrekt om klager in een bepaald daglicht te doen stellen. De raad is dan ook van oordeel dat verweerder zich jegens klager niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Klacht gegrond. Maatregel: berisping.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 11 mei 2015 aan de raad met kenmerk R 2015/44 cij, door de raad ontvangen op 12 mei 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 7 september 2015 van de raad in aanwezigheid van klager. Verweerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 In verband met een geschil is klager naar het kantoor van verweerder gegaan voor advies.

2.3 Klager werd reeds bijgestaan door een andere advocaat, mr. G.

2.4 Op 15 februari 2014 heeft een gesprek tussen klager en verweerder plaatsgevonden.

2.5 Per mail van 15 februari 2014 heeft klager aan zijn advocaat, mr. G, laten weten de zaak in verband met financiële en gezondheidsproblemen verder te willen laten rusten. Deze mail heeft hij aan verweerder doorgestuurd.

2.6 Bij brief van 19 september 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, doordat hij klager geen kwitantie heeft gegeven voor het door hem betaalde voorschot van € 200,--. Daarnaast verwijt klager verweerder dat hij geen contact met hem opnam, ondanks zijn meerdere verzoeken daartoe, zowel telefonisch als via de mail. Ten slotte verwijt klager verweerder dat hij zonder zijn toestemming in deze klachtprocedure volledig uit de school klapt over de kwestie waarvoor klager hem in de arm heeft genomen.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft gesteld dat klager bij hem langskwam voor advies. Klagers zaak werd al behandeld door mr. G. Klager zou aan verweerder te kennen hebben gegeven dat het enige wat klager restte, was om een auto in het gevelwerk van het huis van de heer S te rijden. Verweerder heeft klager dit afgeraden en hem geadviseerd de zaak te laten rusten. Verweerder heeft gesteld dat klager zich uiteindelijk kon vinden in zijn advies. Vervolgens heeft klager verweerder een mail doorgestuurd van klager aan mr. G van 15 februari 2014. In die mail heeft klager aan zijn voormalig advocaat geschreven onmiddellijk met de zaak te stoppen in verband met zijn gezondheid en in verband met financiële problemen.

4.2 Verweerder is van mening dat de deken een geheimhoudingsplicht heeft en dat de door hem verstrekte informatie voor deze tuchtklacht onder zijn geheimhoudingsplicht valt en derhalve gewaarborgd is.

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 Klager verwijt verweerder allereerst dat hij € 200,-- moest betalen, zonder dat hij daarvoor een kwitantie heeft ontvangen. Vastgesteld is dat verweerder op dit verwijt niet heeft gereageerd. Derhalve wordt er vanuit gegaan dat verweerder klager geen kwitantie heeft gegeven. Een advocaat dient zorgvuldig om te gaan met financiële aangelegenheden, zeker wanneer het contante betalingen betreft. Verweerder had klager dan ook terstond een kwitantie moeten geven na ontvangst van de € 200,--. Nu hij dit niet heeft gedaan, is hij in zijn zorgplicht jegens klager tekortgeschoten en heeft hij daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

5.3 Voorts verwijt klager verweerder dat hij geen contact met hem opnam, ondanks zijn meerdere verzoeken daartoe. Uit de stukken volgt niet dat verweerder na zijn advies niet langer de belangen van klager zou behartigen. Klager heeft ter zitting een plausibele verklaring gegeven voor de inhoud van zijn e-mail aan zijn vorige advocaat, te weten dat hij zo van mr. G ‘af zou zijn’ en verder van de diensten van verweerder gebruik zou kunnen gaan maken.  Daarmee is derhalve niet komen vast te staan dat klager instemde met het stopzetten van de zaak. Het had op de weg van verweerder gelegen om klager te woord te staan, nu deze meerdere pogingen heeft ondernomen om contact te krijgen met verweerder. Verweerder heeft dit laatste niet weersproken. Evenmin heeft verweerder klager geïnformeerd dat hij zijn zaak niet langer behandelde. De raad acht ook dit klachtonderdeel gegrond.

5.4 Ten slotte verwijt klager verweerder dat hij het beroepsgeheim heeft geschonden, doordat hij de deken over de inhoud van het dossier heeft geïnformeerd. Op zichzelf is de raad van oordeel dat verweerder zijn beroepsgeheim niet heeft geschonden. De deken is immers aan zijn beroepsgeheim gebonden.

5.5 Wel is de raad van oordeel dat de inhoud van het dossier volstrekt irrelevant is voor de beoordeling van de klacht. De raad acht het dan ook aannemelijk dat verweerder de betreffende informatie slechts aan de deken heeft verstrekt om klager in een bepaald daglicht te doen stellen. De raad is dan ook van oordeel dat verweerder zich jegens klager niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en acht ook dit klachtonderdeel gegrond.

6 MAATREGEL

Gelet op de aard en de ernst van de begane overtredingen acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden.

7 BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht gegrond en legt aan verweerder de maatregel van berisping op.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, J.H.M. Nijhuis en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 november 2015

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 4 november 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager 

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 – 205 37 01. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:

Telefoon 088 – 205 37 77 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl