ECLI:NL:TADRSGR:2015:282 Raad van Discipline 's-Gravenhage R.4737/15.47

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:282
Datum uitspraak: 09-11-2015
Datum publicatie: 07-01-2016
Zaaknummer(s): R.4737/15.47
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft, nadat hij over de relevante stukken beschikte, maandenlang geen gevolg gegeven aan zijn afspraak met klager om een dagvaarding op te stellen. Verweerder heeft geen geldige reden voor de traagheid. In zoverre wordt de klacht gegrond verklaard. De wijze waarop verweerder de opdracht voor klager heeft neergelegd is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Klager had voldoende tijd om een andere advocaat te zoeken. In zoverre is de klacht ongegrond. Maatregel enkele waarschuwing.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 26 februari 2015, door de raad ontvangen op 27 februari 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten Den Haag de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 september 2015 in aanwezigheid van klager en verweerder. Klager werd bijgestaan door mr. J., advocaat te Den Haag. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Vanaf 2 juli 2013 heeft verweerder klager bijgestaan in een huurgeschil.

2.3 Begin augustus 2013 heeft verweerder klager meegedeeld dat het dossier niet compleet was en verzocht hij klager een arrest van het gerechtshof toe te sturen.

2.4 Nadat klager het arrest bij het OM had opgevraagd, werd hem meegedeeld dat alleen zijn advocaat dit kon opvragen.

2.5 In december 2013 ontving klager van verweerder het bericht dat het dossier compleet was.

2.6 Op 17 februari 2014 deelde verweerder klager per brief mee dat hij de wederpartij namens klager zou dagvaarden in een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst met schadevergoeding.

2.7 In juni 2014 heeft klager zich tot verweerder gewend daar hij niets meer had vernomen, waarna verweerder klager per brief van 18 juni 2014 te kennen gaf dat hij klager niet langer wenste bij te staan.

2.8 Verweerder heeft klager voorts bijgestaan in een geschil met een incasso-organisatie, hierna: “de tweede zaak”.

2.9 In deze tweede zaak heeft verweerder de rechtbank op 24 februari 2014 en op 28 mei 2014 verzocht om uitstel voor het indienen van een conclusie (op 24 februari voor een incidentele conclusie, op 28 mei voor een conclusie van antwoord). Voor de conclusie van antwoord is op 28 mei uitstel verleend tot 18 juni 2014.

2.10 In juni 2014 is klager op zoek gegaan naar een andere advocaat. Daar klager was gebleken dat geen nader uitstel in de tweede zaak mogelijk was, is hij zelf naar de zitting gegaan en heeft klager de rechter uitgelegd dat hij zonder advocaat was komen te zitten, waarna klager nog eenmaal uitstel heeft verkregen voor het indienen van een conclusie van antwoord.

2.11 De opvolgende advocaat van klager heeft de behandeling van de tweede zaak overgenomen.

2.12 Bij brief van 23 juli 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet:

a. doordat verweerder is tekortgeschoten in de behartiging van klagers belangen doordat hij klagers zaken niet voortvarend behandeld heeft; als gevolg daarvan heeft klagers zaak onnodig veel vertraging opgelopen;

b. doordat verweerder de tweede zaak verkeerd heeft aangepakt, daar door de uitstellen klagers opvolgende advocaat onvoldoende voorbereidingstijd had voor de zaak.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 Voorop dient te staan dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt – te voeren beleid een ruime vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel slechts geïndiceerd kan zijn indien sprake is van enig handelen van de advocaat in strijd met de zorg die hij behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij behartigt of behoort te behartigen. Die zorgplicht brengt onder meer mee dat hij ervoor zorgdraagt dat hij beschikt over voldoende deskundigheid op het rechtsgebied dat hij betreedt, dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt en dat hij in de uitvoering van zijn taak de nodige voortvarendheid betracht. Dit volgt uit de uitspraak van het Hof van Discipline van 16 december 2013 (zaak 6728, ECLI NL TAHVD 2013, 362), waarin is geoordeeld dat de tuchtrechter op grond van artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien die daarover klaagt.

Ad klachtonderdeel a)

5.3 Uit het verloop van de feiten blijkt dat verweerder, ook nadat hij over de voor de zaak relevante stukken beschikte, maandenlang geen gevolg heeft gegeven aan zijn afspraak met klager om een dagvaarding op te stellen. Verweerder heeft, nadat hem van de onvrede van klager was gebleken, de relatie met klager beëindigd en klager geadviseerd naar een andere advocaat te gaan.

5.4 Verweerder heeft gesteld dat er telkens andere zaken waren die meer prioriteit hadden dan klagers zaak. Daarom zou verweerder niet aan de behandeling van klagers zaak zijn toegekomen.

5.5 Gelet op het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerder heeft miskend dat hij de nodige voortvarendheid dient te betrachten (ook) in de behandeling van klagers zaak. Het toekennen van prioriteiten aan zaken van andere cliënten doet aan het vermelde zorgvuldigheidsbeginsel niet af. Verweerder heeft dan ook verwijtbaar onzorgvuldig gehandeld door klagers zaak maandenlang niet aan te pakken.

5.6 Klachtonderdeel a is gegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.7 Uitgangspunt bij de beoordeling is gedragsregel 9, lid 3, inhoudende dat, wanneer de advocaat besluit een hem verstrekte opdracht neer te leggen, hij dat op zorgvuldige wijze dient te doen en ervoor zorg dient te dragen dat zijn cliënt daarvan zo min mogelijk nadeel ondervindt.

5.8 Klager heeft dit klachtonderdeel betrokken op de tijd die hem restte om een andere advocaat te vinden die namens hem een conclusie van antwoord zou indienen in de aanhangige procedure. Volgens klager was de maand die hem daartoe ter beschikking stond te kort. Klager heeft aangevoerd dat hij zelf naar de rechter is gegaan om een nader uitstel te vragen, hetgeen hem is verleend.

5.9 Verweerder heeft aangevoerd dat klager geen nadeel heeft ondervonden, daar klager een maand de tijd had om een andere advocaat te vinden die voor hem de conclusie zou indienen. Voorts heeft verweerder aangevoerd dat klager een opvolgende advocaat heeft gevonden die de behandeling heeft overgenomen.

5.10 De raad oordeelt dat verweerder, in de omstandigheden van het geval geen verwijt treft de opdracht op onzorgvuldige wijze te hebben neergelegd. De tijd die klager ter beschikking stond om een andere advocaat te vinden die voor hem de behandeling van de zaak bij de rechtbank zou overnemen, is niet onredelijk kort. 

Niet gebleken is dat klagers belang door de gang van zaken is geschaad.

5.11 Het voorgaande brengt mee dat klachtonderdeel b ongegrond is.

6 MAATREGEL

Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

7. BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a gegrond;

- legt ter zake als maatregel op een enkele waarschuwing;

- verklaart klachtonderdeel b ongegrond.

Aldus gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. T. Hordijk, J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 november 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 11 november 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten Den Haag

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder (voor zover het betreft de gegrondverklaring)

- klager (voor zover het betreft de ongegrondverklaring)

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- de deken van de Orde van Advocaten Den Haag

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088-2053777 of griffie@hofvandiscipline.nl.

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl