ECLI:NL:TADRSGR:2015:280 Raad van Discipline 's-Gravenhage R.4603/14.188

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:280
Datum uitspraak: 06-07-2015
Datum publicatie: 23-10-2015
Zaaknummer(s): R.4603/14.188
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over mededelingen van verweerster, die is benoemd tot bijzonder curator van klagers dochter, in een procedure bij de rechtbank strekkende tot vernietiging van een eerdere erkenning en het verkrijgen van vervangende toestemming voor erkenning door klager van zijn dochter. De voorzitter wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. Het verzet wordt door de raad ongegrond verklaard.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 28 maart 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 18 augustus 2014, door de raad ontvangen op 19 augustus 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 2 september 2014 heeft de voorzitter van de raad  de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is op 5 september 2014 aan klager verzonden.

1.4 Bij brief van 6 september 2014, door de raad ontvangen op 12 september 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 8 juni 2015 in aanwezigheid van verweerster, die werd bijgestaan door mr. M. , advocaat te S.. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2 Op 1 december 2010 is de dochter van klager geboren. Klager heeft zijn dochter destijds niet erkend. De affectieve relatie van klager met de moeder van zijn dochter is in juni 2011 geëindigd.

2.3 Op 4 oktober 2012 is de dochter van klager erkend door de nieuwe partner van de moeder van de dochter van klager.

2.4 Naar aanleiding hiervan heeft klager een verzoek bij de rechtbank Rotterdam ingediend tot vernietiging van de erkenning en tot het verkrijgen van vervangende toestemming voor de erkenning van zijn dochter.

2.5 Het verzoek strekte daarnaast tot toekenning van het gezag over zijn dochter.

2.6 Op 6 maart 2013 heeft de rechtbank verweerster benoemd tot bijzonder curator van klagers dochter.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster zich in haar hoedanigheid van bijzonder curator partijdig heeft opgesteld, althans zich heeft laten beïnvloeden door de ex-partner van klager en de rechtbank onjuist heeft geadviseerd, waardoor de belangen van klager zijn geschaad.

3.2 Ter toelichting heeft klager op passages uit het verweerschrift van 25 maart 2014 van verweerster gewezen, die volgens klager feitelijk onjuist zijn. Klager kan zich niet vinden in de door verweerster getrokken conclusies in het verweerschrift en meent dat deze conclusies partijdig zijn.

3.3 In het verzet heeft klager zijn bezwaar tegen het handelen van verweerster gehandhaafd. Volgens klager is het onderzoek van verweerster partijdig, gebrekkig en in strijd met de feiten uitgevoerd.

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 De Raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de voorzitter dit onder nummer 3.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld.

5.3 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de klacht dan die van de voorzitter, met dien verstande dat de raad in de eerste volzin van de overweging bij randnummer 3.3 leest dat het niet gaat om door klager overgelegde stukken, maar om door verweerster overgelegde stukken. 

5.4 De Raad verenigt zich met de beoordeling van de klachtonderdelen door de voorzitter en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.

6 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. H.E. Meerman, A.J.N. van Stigt, L.Ph.J. baron van Utenhove en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 juli 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 8 juli 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.