ECLI:NL:TADRSGR:2015:274 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4806/15.116

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:274
Datum uitspraak: 09-07-2015
Datum publicatie: 23-10-2015
Zaaknummer(s): R. 4806/15.116
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klagers hebben hun klacht ingediend na verloop van veertien jaren na de dag waarop klagers kennisgenomen hebben of redelijkerwijs kennis hadden kunnen nemen van het handelen of nalaten van verweerster. Dit klachtonderdeel is niet-ontvankelijk. Klacht voor het overige ongegrond. 

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 10 juni 2015 met kenmerk K062 2015 ak/ksl, door de raad ontvangen op 11 juni 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerster heeft in de periode 1980 tot 2001 klager sub a en diens vader  bijgestaan in verschillende zaken.

1.3 Sinds 2001 treedt verweerster op voor haar cliënt SF tegen klagers.

1.4 Bij brief van 28 februari 2015 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijten klagers verweerster dat zij:

a. in strijd met het gestelde in gedragsregel 7 heeft gehandeld, nu zij in het verleden voor klagers heeft opgetreden en in 2001 is gaan optreden tegen klagers;

b. haar cliënt SF al dertien jaar verdedigt met behulp van onwaarheden, valse aantijgingen en aangifte.

3 VERWEER

3.1 Verweerster heeft gesteld dat zij vóór 2001 adviezen heeft verstrekt aan klager sub a en diens vader ten aanzien van de door hen geëxploiteerde horeca- gelegenheid. Sedert 2001 treedt verweerster namens de opvolgend eigenaren van SF op tegen klagers.

3.2 Verweerster heeft voorts gesteld dat de door haar vóór 2001 aan klager sub a gegeven adviezen geen betrekking hadden op de geschillen waarin verweerster SF tegen klagers bijstaat. Verweerster beschikte uit hoofde van haar advisering destijds niet over enige kennis die mee zou brengen dat het haar niet vrij zou staan tegen klagers op te treden. Verweerster betwist dan ook de door klagers gestelde feiten.

3.3 Verweerster heeft voorts gesteld dat klagers zich er in al die jaren nimmer op hebben beroepen dat het haar niet vrij zou staan tegen klagers op te treden.

3.4 Verweerster is van mening dat klagers klacht niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, nu er inmiddels 14 jaren zijn verstreken sinds haar eerste bemoeienis voor S.

4 BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

4.1 Sinds 1 januari 2015 is de Advocatenwet gewijzigd. In artikel 46g van de nieuwe Advocatenwet is opgenomen binnen welke termijn een klacht moet worden ingediend. Indien een klacht niet tijdig, dat wil zeggen binnen de in artikel 46g Advocatenwet genoemde termijn, is ingediend, moet de klacht door de voorzitter van de Raad van Discipline niet-ontvankelijk worden verklaard.

4.2 Klagers hebben de klacht na 1 januari 2015 ingediend, zodat de nieuwe Advocatenwet van toepassing is.

4.3 Uit de stukken kan worden vastgesteld dat klagers in ieder geval sedert medio 2001 op de hoogte waren van het feit dat verweerster voor SF optrad tegen klagers. Klagers hebben hun klacht ingediend na verloop van veertien jaren na de dag waarop klagers kennisgenomen hebben of redelijkerwijs kennis hadden kunnen nemen van het handelen of nalaten van verweerster. Dit klachtonderdeel is niet-ontvankelijk.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

4.4 Voorop staat dat verweerster als advocaat van de wederpartij een grote ruimte heeft om de belangen van haar cliënt te behartigen. Dat verweerster daarbij de grenzen van het tuchtrechtelijk toelaatbare heeft overschreden, is uit de stukken niet gebleken en door klagers ook onvoldoende nader onderbouwd. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

4.5 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter klachtonderdeel a niet-ontvankelijk en klachtonderdeel b kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart klachtonderdeel a niet-ontvankelijk en klachtonderdeel b kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 9 juli 2015. 

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 10 juli 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klagers 

en per gewone post aan:

- klagers

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag. 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85494, 2508 CD Den Haag (fax: 088-2053707). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 30 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.