ECLI:NL:TADRSGR:2015:270 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4822/15.132

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:270
Datum uitspraak: 21-07-2015
Datum publicatie: 23-10-2015
Zaaknummer(s): R. 4822/15.132
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster en verweerder verschillen van mening over de vraag of mevrouw B bevoegd was namens DDN een beroep te doen op verweerder. Gelet op het uittreksel van de KvK , waarin staat vermeld dat mevrouw B alleen/zelfstandig bevoegd was, kan verweerder tuchtrechtelijk niet worden verweten dat hij op de informatie in dit uittreksel is afgegaan. Dit geldt ook met betrekking tot de declaraties die verweerder DDN voor de door hem verrichte werkzaamheden heeft gestuurd. De omstandigheid dat de declaraties door DDN zijn betaald, brengt niet met zich dat daardoor sprake is van een tegenstrijdig belang jegens de aandeelhouders van DDN. Verweerder is nooit als advocaat voor één van de aandeelhouders opgetreden. Dat de aandeelhouders (mogelijk) van oordeel zijn dat de werkzaamheden van verweerder voor mevrouw B tegen hun belang als aandeelhouder indruisen brengt niet met zich dat er sprake is van een tuchtrechtelijk relevant tegenstrijdig belang. Klachtonderdelen deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk.

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 9 juli 2015 met kenmerk K290 2014 bm/ab, door de raad ontvangen op 10 juli 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klaagster (hierna DDN) houdt zich onder andere bezig met de ontwikkeling van huizen met een vernieuwde zorgformule voor mensen met een verstandelijke beperking. Er wordt naar gestreefd de zorg beter, kleinschaliger, persoonlijker en goedkoper te maken.

1.3 Deze huizen worden gerund door zelfstandige zorgondernemers met ondersteuning van DDN.

1.4 Tot medio augustus 2013 had DDN drie aandeelhouders: (de curator van) Stichting M, Stichting V en BV UdP.

1.5 Mevrouw B had met haar BV (waarvan zij enig aandeelhouder is) een belang van 21% in de BV UdP en de heer vP bezat de overige aandelen.

1.6 Mevrouw B en de heer vP waren bestuurder van DDN.

1.7 De heer vP wenste wegens problemen op aandeelhoudersniveau een nieuwe aandeelhouder aan te trekken, te weten de heer W. Mevrouw B was tegen de komst van de heer W en heeft zich voor advies gewend tot verweerder.

1.8 Bij brief van 22 oktober 2014 heeft klager zich namens DDN bij de deken beklaagd over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder dat hij:

a. zijn cliënte, mevrouw B, heeft geadviseerd een “coupe” tegen DDN en haar nieuwe investeerder te plegen;

b. facturen aan mevrouw B (voor een totaalbedrag van € 31.815,39) op naam heeft gesteld van DDN zonder dat DDN hem opdracht tot werkzaamheden had gegeven en zonder dat daaraan werkzaamheden voor DDN ten grondslag lagen;

c. wetende dat zijn werkzaamheden niet strekten ten bate van DDN en er onenigheid bestond tussen mevrouw B en de andere bestuurder van DDN, de heer vP, en DDN en/of haar aandeelhouders door de facturen zou(den) worden benadeeld, verzuimd heeft vP te raadplegen over de door hem verrichte werkzaamheden en het op naam stellen van bedoelde declaraties;

d. geen gevolg heeft gegeven aan herhaalde verzoeken en aanmaningen de betaalde bedragen aan DDN terug te betalen.

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft gesteld dat de heer vP initiatiefnemer is van DDN. Mevrouw B is DDN sinds 2007 bestuurlijk komen versterken. De heer vP had indirect een belang van 25,3 % in DDN en mevrouw B 6,9%.

3.2 Verweerder heeft vervolgens de verschillende visies van de heer vP en mevrouw B geschetst betreffende de toekomst van DDN, alsmede de ontwikkelingen sinds de heer vP eind 2012 te kennen had gegeven zijn aandelen in DDN te willen verkopen. De heer vP is op zoek gegaan naar een nieuwe aandeelhouder en heeft daarbij volgens verweerder mevrouw B en de commissarissen gepasseerd. Er was sprake van een overvaltactiek. De heer vP handelde in strijd met het belang van DDN.

3.3 Mevrouw B heeft zich tot verweerder gewend met de vraag of het bereiken van een “stand still” in de overname door de heer W van de aandelen van DDN mogelijk was.

3.4 Verweerder heeft gesteld dat hij de opdrachtbevestiging aan DDN heeft gezonden en dat deze door mevrouw B is ondertekend. Verweerder heeft een afschrift van de opdrachtbevestiging d.d. 5 juni 2013 aan DDN ter attentie van mevrouw B overgelegd.

3.5 Verweerder heeft betwist dat hij oorspronkelijk een opdracht van B BV heeft aanvaard en deze later op naam van DDN zou hebben gezet.

3.6 Verweerder heeft erkend dat hij de uren betreffende één factuur die hij eerst op het dossier B - UdP heeft geboekt later heeft overgeboekt op het dossier DDN – Advisering B BV.

3.7 Met betrekking tot de opdracht betreffende de “stand still” heeft verweerder gesteld dat zowel mevrouw B als de commissarissen dit wenselijk achtten in het belang van DDN. Om die reden heeft verweerder betwist dat DDN door zijn werkzaamheden zou zijn benadeeld.

3.8 Voorts heeft verweerder betwist dat hij het initiatief zou hebben genomen voor een plan van aanpak en de begeleiding van een coöperatie van franchiseondernemingen of dat hij daartoe opdracht heeft gekregen. Verweerder heeft geen contact met franchisehouders gehad. Verweerder heeft evenmin betrokkenheid bij VW-bedrijfsjuristen, waarvan klager een factuur heeft overgelegd.

3.9 Mevrouw B was zelfstandig en volledig bevoegd als directeur van DDN verweerder te instrueren. Onder verwijzing naar het KvK uittreksel heeft verweerder gesteld dat enige beperking in haar vertegenwoordigingsbevoegdheid uitsluitend interne werking zou kunnen hebben. Onder verwijzing naar art. 2:239 BW leden 5 en 6 stelt verweerder dat daar in casu geen sprake van was.

3.10 Verweerder heeft voorts betwist dat hij geen rechtsgeding heeft gevoerd. Er stonden volgens hem geen statutaire bepalingen aan zijn optreden in de weg. Bovendien had verweerder de goedkeuring van de commissarissen. Aangezien mevrouw B volledig bevoegd was rustte op verweerder niet de verplichting om de heer vP om instemming te verzoeken.

3.11 Verweerder heeft ten slotte gesteld dat de omvang van zijn declaraties niet ter discussie staat.

3.12 Werkzaamheden voor B BV

Wegens het geschil met de heer vP en de betrokkenheid van BV UdP, waarin mevrouw B voor 21% deelnam, heeft mevrouw B besloten de aandelen van B BV in BV UdP over te dragen. Hierover heeft zij overleg gehad met de heer vP en zowel klaagster als verweerder hebben respectievelijke partijen daarbij geadviseerd. Mevrouw B meende dat de werkzaamheden van verweerder betreffende de zaak B BV/BV UdP gelet op hun aard voor rekening van DDN behoorden te komen. Daarnaast noemt verweerder in zijn brief nog een aantal argumenten waarom mevrouw B verweerder heeft verzocht de gedeclareerde uren op naam van DDN te declareren. Verweerder achtte het verzoek niet onredelijk. Desalniettemin heeft verweerder verzocht om een directiebesluit van DDN ter zake. Mevrouw B heeft het verzoek toen met de heer vP besproken en mevrouw B heeft verweerder medegedeeld dat de heer vP akkoord is gegaan. Naar het oordeel van verweerder konden zijn werkzaamheden in objectieve zin dienstbaar worden geacht voor DDN en kwam de opdracht om zijn werkzaamheden in rekening te brengen bij DDN van een vertegenwoordigingsbevoegde directeur van DDN. Verweerder had geen enkele reden aan de bevoegdheid van mevrouw B of haar mededelingen te twijfelen. Verweerder beschikt voorts over een afschrift van een e-mail van 11 juli 2013 aan de heer vP waarin mevrouw B de gemaakte afspraak bevestigt dat de juridische kosten van de inkoop van de aandelen van B BV door BV UdP door DDN zullen worden betaald. Verweerder heeft gesteld dat de wet niet eist niet dat verweerder de juistheid van de mededeling bij de heer vP verifieert. Verweerder heeft uren van het dossier B BV/BV UdP overgeboekt naar DDN/Advisering B BV. De declaratie is op 14 juli 2013 aan DDN verzonden en op 18 juli 2014 door DDN betaald. Na betaling van de declaraties door DDN is klaagster namens DDN met bezwaren gekomen. Verweerder is niet bekend met eerdere bezwaren van de zijde van DDN. Verweerder heeft erop gewezen dat de in klaagsters brief onder 17 vermelde e-mail bij de stukken ontbreekt.

Verweerder heeft voorts gesteld dat klagers brief misleidende informatie bevat betreffende zijn declaraties, betaaldata en zijn intenties. In de afwikkeling van het dienstverband van mevrouw B is een schikking getroffen, waarin onder algehele kwijting de declaratie van verweerder alsnog voor rekening van mevrouw B is gebracht. Desalniettemin eist DDN van verweerder dat de declaratie door hem wordt terugbetaald.

Verweerder heeft een overzicht gegeven van klagers acties jegens hem en mevrouw B, die hij laakbaar acht. Volgens verweerder gebruikt klager de onderhavige klachtprocedure om een civiele vordering te onderbouwen.

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de Raad van Discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a

Op basis van de tegenstrijdige stellingen van klaagster en verweerder is niet komen vast te staan dat dit klachtonderdeel gegrond is. In het dossier bevinden zich evenmin stukken, waaruit de juistheid van klaagsters standpunt volgt. De enkele omstandigheid dat mevrouw B een andere visie heeft op het belang van DDN dan de heer vP betekent niet dat er sprake is van een “coupe” waarin verweerder mevrouw B bijstand heeft verleend.

4.3 Ten aanzien van de klachtonderdelen b en c

Klaagster en verweerder verschillen van mening over de vraag of mevrouw B bevoegd was namens DDN een beroep te doen op verweerder. Gelet op het uittreksel van de KvK van 4 juni 2013, waarin staat vermeld dat mevrouw B alleen/zelfstandig bevoegd was, kan verweerder tuchtrechtelijk niet worden verweten dat hij op de informatie in dit uittreksel is afgegaan. Dit geldt ook met betrekking tot de declaraties die verweerder DDN voor de door hem verrichte werkzaamheden heeft gestuurd.

Indien en zover dit onderdeel van de klacht betrekking heeft op de declaratie die aanvankelijk op naam stond van B BV en later door verweerder is omgezet op naam van DDN geldt het volgende. Op verzoek van zijn cliënte mevrouw B heeft verweerder een declaratie betreffende de voor haar en/of haar vennootschap B BV verrichte werkzaamheden betreffende aan/verkoop van aandelen in BV UdP op naam gesteld van DDN. Verweerder heeft onbetwist gesteld dat DDN deze declaratie op 18 juli 2013 heeft betaald. Verweerder heeft voorts gesteld dat mevrouw B voor deze wijze van betaling toestemming had van de heer vP. Ter toelichting op dit standpunt heeft mevrouw B verweerder een afschrift ter hand gesteld van een email bericht van 11 juli 2013 van haar aan de heer vP, waarin wordt gesteld dat de juridische kosten van de inkoop van de aandelen van B BV door BV UdP door DDN worden betaald. Blijkens het uittreksel van de KvK betreffende DDN is mevrouw B alleen/zelfstandig bevoegd. Op basis van deze feiten mocht verweerder er vanuit gaan dat hij zijn declaraties betreffende zijn voor mevrouw B aangaande de inkoop van de aandelen van B BV door BV UdP verrichte werkzaamheden op naam van DDN kon stellen. Klaagster heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die een ander oordeel rechtvaardigen.

De omstandigheid dat de declaraties door DDN zijn betaald, brengt niet met zich dat daardoor sprake is van een tegenstrijdig belang jegens de aandeelhouders van DDN. Verweerder is nooit als advocaat voor één van de aandeelhouders opgetreden. Dat de aandeelhouders (mogelijk) van oordeel zijn dat de werkzaamheden van verweerder voor mevrouw B tegen hun belang als aandeelhouder indruisen brengt niet met zich dat er sprake is van een tuchtrechtelijk relevant tegenstrijdig belang. Gelet op het vorenstaande kan niet worden vastgesteld dat het tuchtrechtelijk verwijtbaar was dat verweerder de heer vP niet heeft geraadpleegd omtrent de hiervoor vermelde tenaamstelling van de declaraties.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel d

De tuchtrechter heeft geen bevoegdheid te oordelen over een vordering tot betaling van een geldbedrag. Het oordeel hierover is voorbehouden aan de civiele rechter.

4.5 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klachtonderdelen a tot en met c kennelijk ongegrond en klachtonderdeel d kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klachtonderdelen a tot en met c kennelijk ongegrond en klachtonderdeel d kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 21 juli 2015.

griffier   voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 22 juli 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag. 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85791, 2508 CD Den Haag (fax: 088-2053707). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.