ECLI:NL:TADRSGR:2015:269 Raad van Discipline 's-Gravenhage 15-188/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:269
Datum uitspraak: 22-07-2015
Datum publicatie: 23-10-2015
Zaaknummer(s): 15-188/DH/RO
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Klacht gegrond, zonder maatregel
Inhoudsindicatie: Klacht van client jegens advocaat. Klager verwijt dat verweerder te laat zijn advies heeft gegeven is terecht. Verweerder heeft uiteengezet wat de reden daarvan was. Dit neemt niet weg dat verweerder tijdig had dienen uit te zoeken waar hij de stukken van het betreffende dossier moest opvragen. Verweerder heeft hiermee gewacht tot de termijn al bijna was verlopen. Voor klager was dit te laat, nu verweerder een negatief advies had gegeven en klager de zaak aan een andere advocaat wilde voorleggen. Verweerder heeft echter wel binnen de termijn zijn cassatie advies gegeven. Hoewel de opvolgend advocaat in zijn mail heeft verwoord dat hij geen cassatieadvies aan klager heeft gegeven, heeft hij klager wel medegedeeld dat “ingeval de dagvaardingen/oproepingen op juiste wijze zijn betekend”, hij de visie van verweerder deelt. Gelet hierop en op hetgeen overigens uit het dossier omtrent de zaak kan worden afgeleid kan worden vastgesteld dat klager niet in zijn belangen is geschaad. Hoewel de klacht in beginsel terecht is, is deze van onvoldoende gewicht om daaraan ook een tuchtrechtelijk vervolg te geven. Verweerder heeft ook zijn excuses aangeboden voor zijn laat uitgebrachte advies.

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 10 juli 2015 met kenmerk R 2015/64 cij, door de raad ontvangen op 13 juli 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerder heeft klager in verschillende strafzaken bijgestaan.

1.3 Klager is slachtoffer van identiteitsfraude.

1.4 Bij arrest van het Gerechtshof Den Bosch van 20 september 2012 is klager bij verstek veroordeeld tot tweemaal twee weken hechtenis wegens tweemaal zonder vervoersbewijs reizen bij de NS.

1.5 Tegen deze uitspraak is cassatie ingesteld.

1.6 Op 19 september 2014 heeft verweerder klager bij e-mail bericht zijn negatief cassatieadvies gezonden.

1.7 Op 22 september 2014 liep de termijn af om cassatiemiddelen in te dienen.

1.8 Op het dekenspreekuur van 8 december 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij:

a. te laat advies heeft gegeven over het wel of niet in cassatie gaan, waardoor klager onvoldoende tijd had om een nieuwe advocaat in te schakelen;

b. geen procedure tot schadevergoeding aanhangig heeft gemaakt;

c. niet het volledige dossier heeft overgedragen aan klagers opvolgend advocaat.

3 VERWEER

3.1 Ten aanzien van klachtonderdeel a

Verweerder heeft gesteld dat hij eerst op 19 september 2014 over de betreffende stukken kon beschikken. Verweerder heeft direct de stukken inhoudelijk beoordeeld en kwam tot de conclusie dat aan alle strafvorderlijke formaliteiten was voldaan en dat er geen grond was om middelen van cassatie in te dienen. Verweerder heeft klager dit direct per e-mail laten weten. Verweerder is er van op de hoogte dat klager zich op 22 september 2014 tot mr. K heeft gewend voor een second opinion. Mr. K  heeft verweerder te kennen gegeven dat hij het advies van verweerder volgt en dat er geen gronden voor cassatie aanwezig zijn.

3.2 Ten aanzien van klachtonderdeel b

Verweerder meent dat met de vordering tot schadevergoeding gedoeld wordt op het indienen van een verzoek om herziening van een onherroepelijk veroordelend vonnis. In overleg met klager is ervoor gekozen om die kwestie te laten rusten totdat er een compleet dossier was waarmee verweerder zijn standpunt deugdelijk kon onderbouwen.

3.3 Ten aanzien van klachtonderdeel c

Verweerder is van mening dat hij juist veel zorg heeft betracht bij de overdracht van de lopende dossiers aan mr. K. Mr. K heeft ook nooit te kennen gegeven dat er stukken zouden ontbreken of verzocht om andere dossierstukken.

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de Raad van Discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 Tijdens een bemiddelingsgesprek bij de deken heeft klager de klachtonderdelen b en c ingetrokken, zodat alleen klachtonderdeel a door de voorzitter van de raad beoordeling behoeft.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a

Klager meent dat verweerder te laat de stukken heeft opgevraagd bij de Hoge Raad. Verweerder heeft aangegeven dat hij in eerste instantie de stukken ten onrechte bij het Gerechtshof had opgevraagd. Verweerder heeft, zodra hij de stukken had ontvangen, direct een cassatie advies gemaakt en klager daarover bericht. 

4.4 Verweerder heeft gesteld dat hij volledig te goeder trouw heeft gehandeld en dat hij het betreurt dat hij de betreffende stukken zo laat heeft ontvangen. Verweerder heeft hiervoor zijn excuses aan klager aangeboden. Verweerder heeft klager bericht dat hij geen gronden zag om cassatiemiddelen in te dienen. Volgens verweerder kwam ook klagers opvolgend advocaat tot die conclusie. Klager heeft dit betwist.

4.5 Klagers verwijt dat verweerder te laat zijn advies heeft gegeven is terecht. Verweerder heeft uiteengezet wat de reden daarvan was. Dit neemt niet weg dat verweerder tijdig had dienen uit te zoeken waar hij de stukken van het betreffende dossier moest opvragen. Verweerder heeft hiermee gewacht tot de termijn al bijna was verlopen. Voor klager was dit te laat, nu verweerder een negatief advies had gegeven en klager de zaak aan een andere advocaat wilde voorleggen.

4.6 Verweerder heeft echter wel binnen de termijn zijn cassatie advies gegeven. Hoewel de opvolgend advocaat in zijn mail van 2 maart 2015 heeft verwoord dat hij geen cassatieadvies aan klager heeft gegeven, heeft hij klager wel medegedeeld dat “ingeval de dagvaardingen/oproepingen op juiste wijze zijn betekend”, hij de visie van verweerder deelt. Gelet hierop en op hetgeen overigens uit het dossier omtrent de zaak kan worden afgeleid kan worden vastgesteld dat klager niet in zijn belangen is geschaad.

4.7 Hoewel de klacht in beginsel terecht is, is deze van onvoldoende gewicht om daaraan ook een tuchtrechtelijk vervolg te geven. Verweerder heeft ook zijn excuses aangeboden voor zijn laat uitgebrachte advies.

4.8 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht van onvoldoende gewicht verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht van onvoldoende gewicht.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 22 juli 2015.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 23 juli 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85791, 2508 CD Den Haag (fax: 088-2053707). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.