ECLI:NL:TADRSGR:2015:243 Raad van Discipline 's-Gravenhage 15-229/DH/DM

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:243
Datum uitspraak: 08-09-2015
Datum publicatie: 23-10-2015
Zaaknummer(s): 15-229/DH/DM
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De door klager verweten gedragingen vallen alle onder de vrijheid die verweerder als advocaat van de wederpartij heeft. De door verweerder betrokken stellingen zijn door hem voorzien van een onderbouwing en geplaatst in een context. Er kan dan ook niet geconcludeerd worden dat verweerder de stellingen als nodeloos of irrelevant achterwege had moeten laten. Ook is niet gebleken dat verweerder buiten de grenzen van het betamelijke is getreden. Het lag in de betreffende procedure op de weg van (de advocaat van) klager om de stellingen van de cliënt van verweerder gemotiveerd te weerspreken. Hiervoor leent zich ook de civiele procedure en niet de tuchtrechtprocedure. Klacht kennelijk ongegrond.

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 22 juni 2015 met kenmerk RvT 15-0022/TRC/ml, door de raad ontvangen op 17 juli 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 De broer van verweerder is executeur in de nalatenschap van de moeder van klager.

1.3 Diverse procedures zijn rond deze nalatenschap gevoerd.

1.4 Klager vordert in een procedure voor de Rechtbank Amsterdam, sector kanton van de broer van verweerder terugbetaling van een bedrag van € 2.860,-- plus kosten.

1.5 Verweerder behartigt in die procedure de belangen van zijn broer.

1.6 Op 5 januari 2015 heeft verweerder in deze procedure een conclusie van antwoord genomen die de aanleiding vormt voor de onderhavige klacht.

1.7 Bij brief van 13 januari 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij klachtwaardig heeft gehandeld door in een conclusie van antwoord van 5 januari 2015:

a. klager neer te zetten als veroorzaker van emotionele last bij andere erfgenamen;

b. te stellen dat klager veelal procedeert op basis van een toevoeging terwijl  hij de beschikking heeft over pensioen en over vermogen in het buitenland;

c. te stellen dat klager in zeven instanties een declaratiegeschil aanhangig heeft gemaakt;

d. klager ervan te beschuldigen dat hij onnodig maatschappelijke kosten veroorzaakt;

e. te beweren dat klager in alle procedures tegen zijn broer niet-ontvankelijk is verklaard of dat deze procedures ongegrond zijn bevonden;

dit alles in strijd met de waarheid, terwijl ook de informatie die verweerder aan de deken verstrekt in het kader van het onderzoek naar de onderhavige klacht onjuistheden bevat, onder meer met betrekking tot het financiële resultaat van de procedures.

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft gesteld dat de door hem genomen conclusie van antwoord geen onnodige, niet relevante of ongeoorloofde mededelingen bevat.

3.2 Verweerder heeft verwezen naar enkele uitspraken in de door klager aanhangig gemaakte procedures, waaruit blijkt dat klager nodeloos procedeert, in voorkomende gevallen procedeert op basis van een toevoeging terwijl klager vele jaren op hoog niveau werkzaam is geweest, en nodeloos maatschappelijke kosten maakt.

3.3 Verweerder is van mening dat veel procedures – anders dan klager betoogt – klager geen enkel resultaat hebben opgeleverd maar wel schade hebben toegebracht aan maatschappelijke middelen, klager zelf en derden.

4 BEOORDELING

4.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.2 De door klager verweten gedragingen vallen alle onder bovenomschreven vrijheid die verweerder als advocaat van de wederpartij heeft. De door verweerder betrokken stellingen zijn door hem voorzien van een onderbouwing en geplaatst in een context. Er kan dan ook niet geconcludeerd worden dat verweerder de stellingen als nodeloos of irrelevant achterwege had moeten laten. Ook is niet gebleken dat verweerder buiten de grenzen van het betamelijke is getreden. Het lag in de betreffende procedure op de weg van (de advocaat van) klager om de stellingen van de cliënt van verweerder gemotiveerd te weerspreken. Hiervoor leent zich ook de civiele procedure en niet de tuchtrechtprocedure.

4.3 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 8 september 2015.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 9 september 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland. 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85791, 2508 CD Den Haag (fax: 088-2053707). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 30 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.