ECLI:NL:TADRSGR:2015:236 Raad van Discipline 's-Gravenhage 15-354/DH/DH-c

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:236
Datum uitspraak: 22-09-2015
Datum publicatie: 23-10-2015
Zaaknummer(s): 15-354/DH/DH-c
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over de inhoud van een door verweerder en kantoorgenoten ingediend en tegen klagers gericht verzoekschrift tot verkrijging van verlof voor bewijsbeslag. Verwijt dat verweerder in dat verzoekschrift onjuiste mededelingen aan de rechter heeft gedaan. De voorzitter oordeelt dat niet is gebleken dat verweerder enige onjuiste mededeling in het verzoekschrift heeft vermeld. Voorzittersbeslissing. Klacht kennelijk ongegrond.

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten Den Haag van 24 augustus 2015, door de raad ontvangen op 28 augustus 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Klagers zijn tot 24 juli 2014 bestuurders geweest van een beursgenoteerde vennootschap naar Engels recht, hierna aangeduid als “A Plc.”.

1.2 Op 10 juni 2014 zijn de heren, hierna aangeduid als “B”, “R” respectievelijk “Z” door de aandeelhouders van A Plc. benoemd als bestuurders van A Plc. De heren B, R en Z worden ook wel aangeduid als de Huidige Bestuurders.

1.3 Verweerder en twee kantoorgenoten, mrs. H en L, hierna ook: “verweerder c.s.”, hebben, in opdracht van de Huidige Bestuurders namens A Plc. in de periode vanaf 25 juli 2014 rechtsbijstand verleend in het kader van een geschil met klagers. 

De rechtsbijstand was in die periode gericht op het verkrijgen van informatie door de Huidige Bestuurders betreffende A Plc., waaronder informatie over bankrekeningen van A Plc., alsmede een (aandelen)transactie betreffende een dochtervennootschap van A Plc. (hierna ook: “de F-transactie”) bij de totstandkoming en uitvoering van welke transactie de Huidige Bestuurders niet betrokken waren geweest.

1.4 Verweerder c.s. hebben namens de Huidige Bestuurders en A Plc. bij klagers informatie opgevraagd betreffende – kort gezegd – de administratie van A Plc., waaronder de F-transactie. 

Verweerder c.s. hebben ook een Engelse en een Duitse advocaat benaderd, die tot dan toe voor A Plc. respectievelijk de dochtervennootschap waren opgetreden. 1.5 Op 8 augustus 2014 hebben verweerder c.s., althans verweerder en zijn kantoorgenote mr. L, bij de voorzieningenrechter in de Rechtbank Amsterdam een verzoekschrift ingediend, strekkende tot het verkrijgen van verlof tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag en beslag tot afgifte van roerende zaken ex artikel 730 jo. 843a e.v. Rv.

1.6 In dat verzoekschrift hebben verweerder c.s. onder meer het volgende gesteld:

(randnummers 27 en 28)

“27. De [….]. Zij wisten niet met welke banken [A Plc., RvD] zaken deed, laat staan wat de bankrekeningnummers en bank details waren. Ook is zij niet bekend met de door [A Plc., RvD] aangegane overeenkomsten en welke rechten en plichten hieruit voortvloeien.

28. Omdat het Huidige Bestuur geen enkel inzicht had in de financiële staat van [A Plc., RvD] en of zij überhaupt wel in staat was en voldoende gelden had om dividenden te betalen, moesten deze worden geblokkeerd. […].”

(randnummer 31):

“Van enige documentatie over de (inhoud van de) [F-transactie, RvD], zoals de SPA zelf, voorbereidingsdocumenten of documenten die zien op de onderhandelingsfase, documentatie over de investeringen in [een andere dochter van A Plc., RvD] de verkoop van de aandelen of de royalty-overeenkomst met [de andere dochter van A Plc., RvD] is niet(s) gebleken.”

(randnummers 47 en 48)

“47. De informatie blijkt tot op heden niet op een andere wijze te kunnen worden verkregen. De Huidige Bestuurders hebben herhaaldelijke verzoeken gedaan bij de Voormalig Bestuurders, waaronder diverse e-mails en ok bij brief van 30 juli 2014 en 4 augustus 2014, en die blijken niet bereid vrijwillig deze informatie te delen. Telefonisch heeft [klager sub 1, RvD] op 31 juli 2014 geweigerd informatie te verschaffen. Van belang is te vermelden dat zij nimmer heeft aangegeven dat zij niet over deze informatie zouden beschikken.

48. Ook is geprobeerd om in de afgelopen dagen bij de (bij de Huidige Bestuurders bekende) adviseurs van [A Plc., RvD]/de Voormalige Bestuurders de dossiers op te vragen (bij wijze van voorbeeld wordt als Bijlage 23 één van deze brieven overgelegd). [….., RvD], advocaat en secretary van de vennootschap, heeft aangegeven slechts als postadres te hebben opgetreden en niet over transactiedocumenten te beschikken. Datzelfde geldt voor diverse andere adviseurs waarmee [A Plc., RvD] heeft gewerkt, waaronder [….., RvD] te Brussel. Ook via deze – minder bezwarende – weg kan derhalve de benodigde informatie niet worden verkregen. Er rest kortom geen andere weg dan op deze wijze de benodigde informatie te verkrijgen.”

1.7 De voorzieningenrechter heeft het gevraagde verlof op 13 augustus 2014 verleend. Daarna is door de deurwaarder in opdracht van verweerder c.s. beslag gelegd in de woningen van klagers sub 1 en 2 en op het verblijfadres van klager sub 3.

1.8 Op 11 augustus 2014 hebben verweerder c.s. van de door hen benaderde Duitse advocaat een kopie ontvangen van de transactiedocumentatie van de F-transactie.

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2 Meer in het bijzonder verwijten klagers verweerder dat hij heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 30, doordat hij in een verzoekschrift om verlof tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag en beslag tot afgifte van roerende zaken onjuiste gegevens heeft verstrekt aan de voorzieningenrechter. Verweerder wist althans behoorde te weten dat die gegevens onjuist waren.

2.3 In de toelichting op de klacht hebben klagers deze betrokken op de hiervoor weergegeven passages uit het op 8 augustus 2014 ingediende verzoekschrift.

3. VERWEER

3.1 Verweerders kantoorgenoot mr. H heeft zich mede namens verweerder, gemotiveerd tegen de klacht verweerd. Op het gevoerde verweer zal de voorzitter hierna waar nodig ingaan.

4. BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.3 Verweerders kantoorgenoot mr. H heeft het verweer mede namens verweerder en mr. L gevoerd. Daarbij is niet specifiek onderscheid gemaakt tussen een voor hem gevoerd verweer en verweer voor zijn kantoorgenoten. Het is daardoor niet steeds geheel duidelijk welke advocaat welke werkzaamheden heeft verricht. De voorzitter gaat er voorshands van uit dat verweerder en zijn kantoorgenoten, hierna ook “verweerder c.s.”, zich ieder verantwoordelijk achten voor hun gezamenlijk handelen of nalaten in de belangenbehartiging voor A Plc. en de Huidige Bestuurders.

4.4 Klagers hebben gesteld dat verweerder c.s. vóór de indiening van het verzoekschrift wisten dan wel behoorden te weten dat zij van de Duitse advocaat informatie omtrent de F-transactie konden krijgen. Volgens klagers zou mr. N hierover voor de indiening van het verzoekschrift, te weten op 6 augustus 2014, (telefonisch) contact hebben gehad met de Duitse advocaat.

4.5 Verweerder c.s. hebben de stellingen van klagers gemotiveerd en onder overlegging van stukken betwist. Uit de stukken in het dossier kan worden vastgesteld dat verweerder c.s. pas op 11 augustus 2014 de transactiedocumentatie van de Duitse advocaat hebben ontvangen, nadat een door de Duitse advocaat op 6 augustus 2014 beoogde toezending per e-mail niet was gelukt in verband met de omvang van de bestanden. Terzake van het telefoongesprek dat de Duitse advocaat op 6 augustus 2014 met verweerder zou hebben gehad, is tegenover de betwisting van verweerder c.s. niet komen vast te staan dat het op die datum heeft plaatsgevonden.

4.6 Gelet op het voorgaande kan niet worden vastgesteld dat verweerder c.s. vóór het indienen van het verzoekschrift reeds op de hoogte waren van het feit dat de Duitse advocaat de beschikking had over (enige) documentatie omtrent de F-transactie c.q. die documentatie wilde toezenden. Van de onjuistheid van het daaromtrent in het verzoekschrift (randnummers 31, 47 en 48) gestelde is dan ook niet gebleken. Verweerder c.s. beschikten ten tijde van de indiening van het verzoekschrift niet over de transactiedocumentatie. 

Hoewel klagers hebben gesteld dat de rechter anders zou hebben beslist indien verweerder c.s. de rechter na de indiening van het verzoekschrift op de hoogte zouden hebben gesteld van de ontvangst – op 11 augustus 2014 – van de koopovereenkomst, is niet gebleken van de juistheid van dat standpunt. Daarbij overweegt de voorzitter dat verweerder c.s., ook na ontvangst van de koopovereenkomst, niet beschikten over alle gevraagde informatie, nu verweerder c.s. ook informatie hadden gevraagd omtrent de afwikkeling van de koopsom en andere informatie.

4.7 Ten aanzien van het door verweerder c.s. in de randnummers 27 en 28 van het verzoekschrift gestelde nemen partijen tegenstrijdige standpunten in.

Klagers hebben gesteld dat zich rekeningafschriften van de banken bevonden bij de administratie in het kantoor van de vennootschap. 

Verweerder c.s. hebben gesteld dat zij zijn afgegaan op de mededelingen van hun cliënt, waarbij zij hebben opgemerkt dat de Huidige Bestuurders niet bekend waren met (alle) relaties die A Plc. onderhield met banken. 

In het dossier bevinden zich geen stukken waaruit blijkt dat verweerder c.s. (of hun cliënt) wisten met welke banken A Plc. zaken deed dan wel wisten dat er voldoende middelen beschikbaar waren het interimdivident, waarvan sprake was, uit te keren. Klagers hebben de juistheid van hun stelling dat deze informatie zich bevond in de administratie van de vennootschap niet aangetoond.

4.8 Gelet op het voorgaande is niet gebleken dat het door verweerder c.s. bij de randnummers 27 en 28 van het verzoekschrift gestelde onjuist is.

4.9 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat niet is komen vast te staan dat verweerder c.s. in het verzoekschrift mededelingen hebben gedaan waarvan zij wisten of behoorden te weten dat die onjuist zijn. Immers is niet gebleken dat verweerder c.s. in dat verzoekschrift enige onjuiste mededeling hebben gedaan.

4.10 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.

5. BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, met bijstand van mr. P. Rijpstra, griffier op 22 september 2015.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 24 september 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten Den Haag

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de Orde van Advocaten Den Haag binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85491, 2508 CD Den Haag (fax: 088-2053707) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.