ECLI:NL:TADRSGR:2015:235 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4548/14.133

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:235
Datum uitspraak: 06-07-2015
Datum publicatie: 23-10-2015
Zaaknummer(s): R. 4548/14.133
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet. De raad onderschrijft de beoordeling van de klachtonderdelen door de voorzitter. Wat klager in het verzet heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Het verzet is ongegrond.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 6 januari 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.2 Bij brief  van 3 juni 2014 met kenmerk K014 2015, door de raad ontvangen op 4 juni 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 26 juni 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 27 juni 2014 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 1 juli 2014 met bijlagen, door de raad ontvangen op 2 juli 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van 11 mei 2015 van de raad in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van 1 juli 2014 met bijlagen van klager.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Bij arrest van 27 augustus 2013 van het Gerechtshof Den Haag is klager veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf.

2.3 Op 14 oktober 2013 is klager aangehouden op verdenking van  overtreding van de voorwaarden. Na interventie door verweerder op het politiebureau is klager in vrijheid gesteld.

2.4 Op 21 oktober 2013 heeft verweerder zich als advocaat van klager gesteld in een procedure bij de Hoge Raad der Nederlanden.

2.5 Op 22 oktober 2013 hebben verweerder en klager een bespreking gehad.

2.6 Op 1 november 2013 heeft verweerder namens klager verzet ingesteld tegen een strafbeschikking van 21 oktober 2013.

2.7 Bij e-mail en brief van 7 november 2013 heeft verweerder klager geïnformeerd en klager er onder meer op gewezen dat hij zich dient te houden aan de voorwaarden in het strafarrest van 27 augustus 2013 en heeft verweerder de vertrouwenskwestie tussen hem en klager aan de orde gesteld.

2.8 Bij e-mail van 18 november 2013 heeft verweerder klager bericht in te stemmen met beëindiging van de samenwerking en te kennen gegeven dat klager zijn dossier op 20 november 2013 kon komen ophalen.

2.9 Bij brief van 22 november 2013 heeft verweerder de Hoge Raad  bericht niet langer voor klager op te treden.

2.10 Bij e-mail van 23 november 2013 heeft verweerder de brief van 22 november 2013 aan de Hoge Raad ter kennisname aan klager gezonden, klager bevestigd dat hij niet langer zijn belangen zal behartigen en dat klager een opvolgend advocaat dient te raadplegen.

2.11 Bij brief van 6 januari 2014 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij de verdediging van klager met opzet in zeer ernstige mate heeft geschaad.

3.2 Ter toelichting op de klacht heeft klager gesteld dat verweerder heeft verzwegen dat de officier van justitie en politie-ambtenaren een ambtsmisdrijf hebben gepleegd en dat verweerder niets heeft gedaan met door klager overgelegd bewijs van vervalsing van een proces-verbaal en twee strafdossiers. Voorts heeft verweerder klager in levensgevaar gebracht en zijn sociale leven ontwricht door geen stappen te ondernemen tegen een op handen zijnde arrestatie. Verweerder heeft blijkens de toevoeging erkend dat sprake is geweest van een onrechtmatige overheidsdaad, maar heeft hier niets tegen gedaan. Verweerder heeft geweigerd het proces-verbaal van de aanhouding van klager en het arrestatiebevel aan klager te verstrekken. Ten slotte heeft verweerder een onrechtmatig verzetschrift ingediend, omdat daarin geen geboortedatum is genoemd en daarbij geen bewijsstukken zijn gevoegd. Verweerder heeft gelogen over de datum waarop hij zich als advocaat van klager bij de Hoge Raad heeft gesteld. Verweerder beloofde klager dat medio september te doen maar deed dat op 21 oktober 2013. Tevens heeft verweerder geweigerd klager een afschrift toe te sturen van zijn stelbrief aan de Hoge Raad.

3.3 In zijn verzet heeft klager er op gewezen dat hij zijn klacht met feiten heeft onderbouwd. Klager vat in het verzet zijn eerdere klacht en zijn onderbouwing samen.

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 In het verzet is niet gebleken van relevante feiten of omstandigheden die de voorzitter ten tijde van het geven van de bestreden beslissing niet bekend waren.

4.3 De Raad onderschrijft de beoordeling van de klachtonderdelen door de voorzitter en maakt die tot de zijne. Hetgeen klager in het verzet heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.

4.4 Het verzet is derhalve ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. L.P.M. Eenens, J.J. van der Gouw, H.E. Meerman, P.J.E.M. Nuiten, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 juli 2015.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 8 juli 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.