ECLI:NL:TADRSGR:2015:229 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4705/15.15

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:229
Datum uitspraak: 06-07-2015
Datum publicatie: 23-10-2015
Zaaknummer(s): R. 4705/15.15
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet. De klacht betreft het handelen van verweerder in zijn hoedanigheid van deken. Klager heeft zijn verzet schriftelijk noch mondeling van enige motivering voorzien. Er is in verzet niet gebleken van relevante feiten of omstandigheden die de voorzitter bij het geven van de voorzittersbeslissing niet bekend waren. De raad onderschrijft de beoordeling van de voorzitter. Het verzet is ongegrond.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij e-mailbericht van 26 maart 2014 heeft klager zich beklaagd over verweerder.

1.2 Bij brief van 13 januari 2015 met kenmerk R 2015/07, door de raad ontvangen op 14 januari 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 5 februari 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 6 februari 2015 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 16 februari 2015, door de raad ontvangen op 18 februari 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van 11 mei 2015  van de raad in aanwezigheid van verweerder. Klager was zonder bericht van verhindering afwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van 16 februari 2015 van klager.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager heeft diverse klachten ingediend bij, dan wel om bemiddeling verzocht van, verweerder in zijn hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

2.3 Bij e-mailbericht van 26 maart 2014 heeft klager zich beklaagd over verweerder.

2.4 Bij brief van 18 februari 2015 heeft de griffier van de raad klager verzocht om binnen een week na 18 februari 2015 de gronden van het verzet te doen toekomen. Er is daarop geen reactie van klager ontvangen.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling, dat hij klagers klachten vooringenomen heeft behandeld en daarbij bewust onjuiste dekenstandpunten heeft gegeven. Klager heeft de waarnemend deken verzocht de voorlopige uitspraak van verweerder te vernietigen en wenst daarbij dat een nieuw onderzoek in de klachtzaken plaatsvindt.

3.2 Klager heeft verzet ingesteld zonder de gronden van het verzet te benoemen.

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 Klager heeft zijn verzet schriftelijk, noch mondeling van enige motivering voorzien.  In het verzet is dan ook niet gebleken van relevante feiten of omstandigheden die de voorzitter ten tijde van het geven van de bestreden beslissing niet bekend waren.

4.3 De Raad onderschrijft de beoordeling van de klachtonderdelen door de voorzitter en maakt die tot de zijne.

4.4 Het verzet is derhalve ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. L.P.M. Eenens, J.J. van der Gouw, H.E. Meerman, P.J.E.M. Nuiten, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 juli 2015.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 8 juli 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.