ECLI:NL:TADRSGR:2015:214 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 15-306/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:214
Datum uitspraak: 09-09-2015
Datum publicatie: 23-10-2015
Zaaknummer(s): R. 15-306/DH/DH
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen verweerster in hoedanigheid van deken. Verweerster heeft erkend dat zij ten onrechte in haar brief van 30 januari 2015 betreffende het eerste klachtonderdeel heeft vermeld dat klager de door hem verzochte specificatie door middel van bemiddeling van haar heeft ontvangen. Uit de redactie van verweersters brief van 30 januari 2015 betreffende het eerste onderdeel van de klacht blijkt dat deze onjuiste stelling geen rol heeft gespeeld bij het oordeel over dat klachtonderdeel. De door klager bedoelde en door verweerster erkende onjuistheid betekent niet dat verweerster daarmee het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad, of dat zij haar taken zodanig heeft verwaarloosd of zich zodanig heeft misdragen, dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Klacht kennelijk ongegrond.

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten Den Haag van 24 augustus 2015 met kenmerk K073 2015 bm/ksl, door de raad ontvangen op 26 augustus 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager heeft zich bij brief van 24 augustus 2014 tot verweerster gewend, in haar hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland – West-Brabant. Klager heeft zich in de betreffende brief bij verweerster beklaagd over mr. H.

1.3 Verweerster heeft op 3 september 2014 de goede ontvangst van klagers klacht bevestigd.

1.4 De klachtbrief van klager is op 15 september 2014 aan de beklaagde advocaat toegezonden.

1.5 Bij brief van 6 oktober 2014 heeft de beklaagde advocaat op deze brief gereageerd.

1.6 Op 25 oktober 2014 heeft klager gerepliceerd, waarna de beklaagde advocaat op 14 november 2014 heeft gedupliceerd.

1.7 Bij brief van 17 november 2014 heeft de stafjurist van verweerster klager en de beklaagde advocaat laten weten dat de instructiefase van de klachtprocedure was gesloten.

1.8 Bij brief van 30 januari 2015 heeft verweerster klager en de beklaagde advocaat haar voorlopige visie (dekenstandpunt) ten aanzien van de klacht doen toekomen.

1.9 Op 1 maart 2015 heeft klager verweerster zijn reactie op het dekenstandpunt toegezonden.

1.10 Bij brief van 1 maart 2015 heeft klager zich bij de Raad van Discipline beklaagd over verweerster.

2 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat de brief van 30 januari 2015 met kenmerk K14-104 niet in overeenstemming is met artikel 46c Advocatenwet omdat verweerster:

- uitgaat van evident onjuiste feiten;

- klachtonderdelen onvolledig en onjuist weergeeft;

- pertinente feiten en stukken negeert;

- zich vooral lijkt te hebben laten leiden door het betoog van de beklaagde advocaat

waardoor haar bevindingen niet zijn gestoeld op deugdelijk onderzoek of eigen wetenschap.

3 VERWEER

3.1 Verweerster is van mening dat indien klager zich met haar standpunt niet kan verenigen of meent dat zij is uitgegaan van verkeerde feiten, hij de bezwaren die hij thans uit over verweersters standpunt in kan brengen in de klachtprocedure tegen de beklaagde advocaat bij de Raad van Discipline.

3.2 Verweerster merkt op dat de doorzending van het dossier immers tot gevolg heeft dat de Raad van Discipline de klacht opnieuw in zijn geheel onderzoekt. Klager kan dan de gelegenheid benutten om te wijzen op zijn bezwaren tegen het standpunt van de deken, ook al is de raad niet aan het standpunt gebonden en heeft het geen juridische status.

3.3 Verweerster is voorts van mening dat de tegen haar ingediende klacht niet tot gegrondheid kan leiden. Het kan zo zijn dat klager zich niet kan vinden in verweersters constateringen, overwegingen en standpunt, maar dat maakt haar handelen nog niet klachtwaardig.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht is gericht tegen verweerster in haar hoedanigheid van deken. De aard van de functie van deken brengt met zich dat bij tuchtrechtelijke controle, waaraan ook het optreden van een deken is onderworpen, terughoudendheid dient te worden betracht, vanwege de beleidsvrijheid die een advocaat in die functie toekomt.

4.2 Enkel indien zou blijken van feiten waaruit kan worden afgeleid dat verweerster door haar handelwijze het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad, of dat zij haar taken zodanig heeft verwaarloosd of zich zodanig heeft misdragen, dat zich schuldig heeft gemaakt aan een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt, kan sprake zijn van klachtwaardig handelen of nalaten van verweerster.

4.3 Klager heeft betwist noch weersproken dat verweerster haar onderzoek naar de door hem tegen de desbetreffende advocaat ingediende klacht heeft verricht op basis van de in haar brief van 30 januari 2015 vermelde wijze en correspondentie. Daaruit blijkt dat verweerster haar onderzoek heeft verricht op basis van hoor en wederhoor van klager en de betrokken advocaat. De stellingen over en weer van klager en de advocaat waar de klacht betrekking op heeft zijn derhalve op basis van voornoemde correspondentie door betrokken partijen te verifiëren.

4.4 Verweerster heeft onweersproken gesteld dat klager verzocht heeft om doorzending van zijn klacht aan de Raad van Discipline. Uit de brief van klager van 1 maart 2015 aan de Raad van Discipline blijkt dat klager zijn bezwaren tegen de werkwijze, gevolgtrekkingen en oordeelsvorming van verweerster naar aanleiding van zijn klacht aan de Raad van Discipline kenbaar heeft gemaakt. De Raad van Discipline zal zelfstandig onderzoek doen naar de door klager ingediende klacht en daarover een oordeel geven op basis van het gehele dossier.

4.5 Op basis van het bepaalde in artikel 46d Advocatenwet is de Raad van Discipline als tuchtrechter de instantie waaraan klagers klacht tegen de desbetreffende advocaat ter beoordeling kan worden voorgelegd met de mogelijkheid van beroep bij het Hof van Discipline. Een deken heeft bij die beoordeling geen taak of bevoegdheid.

4.6 Verweerster heeft erkend dat zij ten onrechte in haar brief van 30 januari 2015 betreffende het eerste klachtonderdeel heeft vermeld dat klager de door hem verzochte specificatie door middel van bemiddeling van haar heeft ontvangen. Uit de redactie van verweersters brief van 30 januari 2015 betreffende het eerste onderdeel van de klacht blijkt dat deze onjuiste stelling geen rol heeft gespeeld bij het oordeel over dat klachtonderdeel. De door klager bedoelde en door verweerster erkende onjuistheid betekent niet dat verweerster daarmee het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad, of dat zij haar taken zodanig heeft verwaarloosd of zich zodanig heeft misdragen, dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

4.7 Ook overigens heeft klager geen feiten of omstandigheden gesteld dan wel aannemelijk gemaakt, waaruit blijkt dat verweerster door haar handelwijze het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad, of dat zij haar taken zodanig heeft verwaarloosd of zich zodanig heeft misdragen dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

4.8 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 9 september 2015. 

griffier      voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 11 september 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag. 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85791, 2508 CD Den Haag (fax: 088-2053707). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 30 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.