ECLI:NL:TADRSGR:2015:211 Raad van Discipline 's-Gravenhage 15-342 DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:211
Datum uitspraak: 25-09-2015
Datum publicatie: 23-10-2015
Zaaknummer(s): 15-342 DH/RO
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht voormalig client. Uit de stukken blijkt dat mr. Z op 3 juli 2014 heeft verzocht het proces-verbaal van het getuigenverhoor toe te zenden, hetgeen diezelfde dag door verweerder is gedaan. Uit de toegezonden stukken blijkt verder niet van enig (schriftelijk) verzoek van klager of mr. Z om het gehele (proces)dossier toe te zenden, althans niet van een dergelijk verzoek vóór indiening van de klacht. Nu hiervan niet is gebleken, oordeelt de voorzitter dat de klacht feitelijke grondslag mist en derhalve kennelijk ongegrond is.

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 25 augustus 2015 met kenmerk R 2015/68 edl, door de raad ontvangen op 28 augustus 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager heeft zich medio juni 2012 tot verweerder gewend met het verzoek zijn belangen te behartigen in een civiel geschil.

1.3 Bij faxbrief van 3 juli 2014 heeft mr. Z verweerder bericht dat klager zich tot hem had gewend met het verzoek de behandeling van de zaak van verweerder over te nemen.

1.4 Bij brief van 7 augustus 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat de dossierbehandeling onvoldoende was, meer specifiek dat verweer geweigerd heeft het dossier aan mr. Z over te dragen.

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft gesteld dat mr. Z hem bij faxbrief van 3 juli 2014 heeft bericht dat hij de behandeling van klagers zaak zou overnemen en dat mr. Z verweerder heeft verzocht om toezending van het proces-verbaal van het getuigenverhoor. Diezelfde dag heeft verweerder mr. Z een afschrift van zijn e-mail van 26 juli 2014 aan klager gezonden, met daarbij als bijlage het  proces-verbaal van het voorlopig getuigenverhoor, zoals dat was gehouden op 23 en 24 juni 2014. Verweerder heeft mr. Z er op geattendeerd dat naast het voorlopig getuigenverhoor ook de appelprocedure liep en dat klager daarin op 8 juli 2014 voor memorie van antwoord stond. Verweerder heeft mr. Z gesuggereerd voor deze memorie uitstel te vragen. Voorts heeft verweerder mr. Z gewezen op de openstaande declaraties van klager en gevraagd of dit bedrag per omgaand zou worden betaald, dan wel of mr. Z zich garant zou stellen voor de betaling hiervan. Mr. Z heeft bij faxbrief van 3 juli 2014 gereageerd, waarbij mr. Z. refereerde aan gedragsregel 27 alsmede dat mr. Z. overleg zou hebben met klager en dat mr. Z hier nader op terug zou komen.

3.2 Verweerder is van mening  dat de klacht geen doel treft, nu klager noch mr. Z heeft verzocht om verstrekking van het gehele dossier. Het opgevraagde proces-verbaal is verstrekt.

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 Klager verwijt verweerder dat hij niet het gehele dossier heeft overgedragen. Verweerder heeft gesteld dat hij het verzochte proces-verbaal heeft toegezonden en dat geen verzoek is gedaan het gehele dossier over te dragen.

4.3 Uit de stukken blijkt dat mr. Z op 3 juli 2014 heeft verzocht het proces-verbaal van het getuigenverhoor toe te zenden, hetgeen diezelfde dag door verweerder is gedaan. Uit de toegezonden stukken blijkt verder niet van enig (schriftelijk) verzoek van klager of mr. Z om het gehele (proces)dossier toe te zenden, althans niet van een dergelijk verzoek vóór indiening van de klacht. Nu hiervan niet is gebleken, oordeelt de voorzitter dat de klacht feitelijke grondslag mist en derhalve kennelijk ongegrond is.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 25 september 2015.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 29 september 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85491, 2508 CD Den Haag (fax: 088 - 2053707). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.