ECLI:NL:TADRSGR:2015:20 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4476/14.62

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:20
Datum uitspraak: 09-02-2015
Datum publicatie: 31-03-2015
Zaaknummer(s): R. 4476/14.62
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klachten over optreden van verweerder als advocaat van klagers wederpartij, die te kennen heeft gegeven niet verder meer op brieven van klager te reageren. Voorts klacht dat verweerder feiten naar voren heeft gebracht die onjuist zijn. Klacht kennelijk ongegrond. Verzet ongegrond.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 6 maart 2014, door de raad ontvangen op 7 maart 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 3 april 2014 heeft de voorzitter van de raad de klachtonderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen, welke beslissing op 8 april 2014 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief van 10 april 2014, door de raad ontvangen op 14 april 2014, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 8 december 2014 in aanwezigheid van verweerder. Klaagster heeft bericht van afwezigheid gestuurd. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Bij brief van 30 maart 2012 heeft verweerder klaagster meegedeeld de belangen te behartigen van M B.V., een wederpartij van klaagster.

2.3 Bij e-mailbericht van 5 april 2012 heeft verweerder klaagster onder meer geschreven dat zijn cliënte en hij zelf niet bereid zijn nog verder met klaagster te debatteren en/of te corresponderen.

2.4 Klaagster heeft verweerder en zijn cliënte na 5 april 2012 nog correspondentie toegezonden.

2.5 Bij e-mailbericht van 24 oktober 2013 heeft klaagster de cliënte van verweerder onder meer geschreven:

“… jij antwoordde dat je hen de opdracht hebt gegeven om nergens op te reageren en zelf ook nergens op te reageren. (…)

Eerder heb ik jullie aangesproken op jullie verplichtingen. Het is jullie keuze om te handelen zoals jullie nu doen en de consequenties zijn voor jullie. (…)”

2.6 Bij e-mailbericht van 13 november 2013 heeft klaagster een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klaagster verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij:

a. mediation tussen klaagster en zijn cliënte weigert;

b. beweert dat klaagster niet in staat zou zijn om te praten en het geen zin heeft om met klaagster in gesprek te gaan;

c. feiten naar voren zijn gebracht die onjuist zijn;

d. niet reageert op verzoeken van klaagster.

3.3 In het verzet heeft klaagster haar bezwaren tegen het handelen van verweerder gehandhaafd.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de voorzitter dit onder randnummer 3.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld.

5.2 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de voorzitter. De raad verenigt zich met haar beoordeling van de klachtonderdelen en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.

6 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. J.J. van der Gouw, P.S. Kamminga, J.H.M. Nijhuis, T. Hordijk, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari 2015.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 11 februari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.