ECLI:NL:TADRSGR:2015:196 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4647/14.232

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:196
Datum uitspraak: 20-04-2015
Datum publicatie: 04-08-2015
Zaaknummer(s): R. 4647/14.232
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen: Voorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: De deken beklaagt zich over het feit dat verweerder zich op onnodig grievende wijze heeft uitgelaten over de deken door vergelijkingen te treffen met "de grote terreur uit de periode “1936 – 1938” en met het Naziregime. De raad overweegt dat de vrijheid van meningsuiting van een advocaat niet onbegrensd is. Naar vaste rechtspraak van het Hof van Discipline geldt als uitgangspunt dat de advocaat zich niet onnodig grievend dient uit te laten. Deze norm is mede besloten in de door het Europees Hof voor de rechten van de mens gegeven norm inhoudende dat de bijzondere aard van het juridisch beroep meebrengt dat het optreden van de advocaat discreet, eerlijk en waardig dient te zijn. Van enig noodzaak of rechtens relevante reden om dergelijke uitlatingen te doen is niet gebleken. De uitlatingen en vergelijkingen zijn een advocaat onwaardig. Verweerder heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt. De klacht is gegrond. Aan verweerder wordt de maatregel van een voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één maand opgelegd.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 27 oktober 2014 met kenmerk R 2014/86, door de raad ontvangen op 28 oktober 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 februari 2015 in aanwezigheid van de deken en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder is sinds 27 augustus 1999 advocaat in het arrondissement Rotterdam. Zijn stageverklaring werd op 6 december 2007 aan hem uitgereikt.

2.3 Bij faxbrief van 29 september 2014 heeft verweerder een klacht ingediend tegen de deken. In deze brief is onder meer opgenomen:

“..Daarmee verwordt de procedure tot een geheim proces, waarbij mij gelijkenis met de Grote Terreur uit de periode 193601938 9zie bijlage) in gedachte komt…” 

Bij de brief is als bijlage gevoegd een artikel in het Historisch Nieuwsblad geschreven door Menno Bos met als titel De rote Terreur (1936-1938), HN nr. 3/2007.

2.4 Bij brief van 13 oktober 2014 heeft de deken verweerder onder meer geschreven:

“In die klachtbrief trekt u een vergelijking met “de Grote Terreur uit de periode 1936-1938”.  

(…) 

U heeft mijn werkwijze al eerder ernstig bekritiseerd. Zo wist u te melden dat ik “een waar schrikbewind” over de advocaten zou uitvoeren. Vrij recent heeft u mijn werkwijze in verband gebracht met het Nazi-regime. Meer specifiek verwees u naar de tekst die, naar u vertelde, op de poort van het concentratiekamp Dachau zou staan en merkte u op dat ik  “Absoluter Gehorsam” zou eisen. 

(…)

Thans doet u dat wederom door uw verwijzing naar het Stalin-regime. Ik acht deze vergelijking volledig ongepast en in ernstige mate grievend.“ 

De deken heeft daarbij meegedeeld van plan te zijn ambtshalve tegen verweerder te klagen en heeft verweerder in de gelegenheid gesteld op dit voornemen te reageren.

2.5 Bij faxbrief van 14 oktober 2014 heeft verweerder de deken onder meer geschreven:

“Zolang uw werkwijze slechts één regel kent ”gehoorzamen of anders een tuchtklacht” doet die werkwijze mij denken aan Absoluter Gehorsam en De Grote Terreur.

(…)”

2.6 Bij brief van 16 oktober 2014 heeft de deken verweerder meegedeeld dat hij een ambtshalve klacht voorbereid.

3 KLACHT

a) De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder zich op onnodig grievende wijze heeft uitgelaten over de deken door vergelijkingen te treffen met “de grote terreur uit de periode 1936-1938” en met het Nazi-regime.

4 VERWEER

4.1 Verweerder beroept zich op de vrijheid van meningsuiting. Verweerder maakt de vergelijkingen omdat de deken wenst dat verweerder aan zijn verzoeken gehoorzaamd en als verweerder dat niet doet, dreigt met een tuchtklacht. In een democratische samenleving probeert men door overleg tot oplossingen te komen. Dat de deken de uitlatingen op hem persoonlijk betrekt komt voor rekening van de deken en niet verweerder.

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 De vrijheid van meningsuiting van een advocaat is niet onbegrensd. Naar vaste rechtspraak van het Hof van Discipline geldt, ter invulling van de norm van artikel 46 Advocatenwet, als uitgangspunt dat de advocaat zich niet onnodig grievend uit dient te laten.

5.3 Deze norm ligt mede besloten in de door het Europees Hof voor de rechten van de mens gegeven norm, inhoudende dat de bijzondere aard van het juridisch beroep meebrengt dat het optreden van advocaten discreet, eerlijk en waardig dient te zijn. De advocaat die zich onnodig grievend uitlaat gedraagt zich onwaardig.

5.4 Het in een brief opnemen van uitlatingen zoals vermeld onder punt 2.3 en 2.4, waarbij het handelen de deken vergeleken wordt met  de terreurdaden van Stalin en Hitler, is ook naar objectieve maatstaven gemeten onnodig grievend. De raad merkt daarbij op dat het als bijlage bij de brief van 29 september 2014 gevoegde artikel refereert aan het regeren door angst en verderf, het feit dat Stalin miljoenen doden op zijn geweten heeft, terwijl Stalin beschreven wordt als een op macht belust monster. Van enige noodzaak of rechtens relevante reden om dergelijke uitlatingen te doen is niet gebleken. Deze uitlatingen en vergelijkingen zijn een advocaat onwaardig. Verweerder behoort de deken met respect tegemoet treden. Dat hij ten aanzien van enkele onderwerpen fundamenteel van inzicht verschilt met de deken doet daaraan niet af.

5.5 Verweerder heeft daarmee gehandeld zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt.

6 MAATREGEL

6.1 Gelet op het gegrond bevinden van de klacht is de hierna te vermelden maatregel passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht gegrond;

legt aan verweerder de maatregel op van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één maand;

bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de raad van discipline later anders mocht oordelen op grond dat verweerder zich binnen de hierna te vermelden proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een in artikel 46 Advocatenwet bedoelde gedraging;

stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing in kracht van gewijsde gaat .

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. J.G. Colombijn-Broersma, J.J. van der Gouw, R. de Haan, P.S. Kamminga, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 april 2015.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 21 april 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl